Recensie over de bundel:
Even zuiver als de ongeschreven brief
Bloemlezing uit het werk van Rogi Wieg
Bezorgd door Peter de Rijk.
geschreven door Karel Wasch
De dichter/schrijver/schilder/ musicus Robert Gabor Charles (Rogi) Wieg is helaas bekend geworden door de gevaarlijke depressies, waar hij een groot gedeelte van zijn leven aan leed. Zijn voorbeelden Achterberg en Carver, die op hun beurt ook geen vrolijke jongens waren, hadden vreemde aberraties op het gebied van alcohol en seksualiteit. Wieg liet zich verlossen door euthanasie in 2015, kort nadat hij getrouwd was met een Hongaarse schilderes. Wieg richtte zijn pijlen vooral op zichzelf en zoiets als God, de God die hem weliswaar had geschapen, maar ook dit ellendige temperament had bezorgd. Zo zeer als hij prachtig literair werk kon scheppen, zo machteloos was hij in het bedwingen van zijn eigen hersenspinsels (demonen genoemd door hemzelf) en wanen. Voor zijn bundel gedichten Toverdraad van dagverdrijf, ontving hij de Van der Hoogtprijs in 1987.
Uit de 16 bundels, die Wieg (1962-2015) produceerde, koos Peter de Rijk voor deze bloemlezing een aantal juweeltjes. Hij verantwoordt op vaardige manier zijn keuze. Wieg, de dichtende beta, de man van het verborgen leven, van de liefde, de hoop, de wanhoop en van het 25 pagina's tellende vers Sneeuwvlok uit 1992. Het is gebaseerd op de Kromme van Koch. De Koch-kromme is in de wiskunde een kromme, die in 1904 bedacht is door de Zweedse wiskundige Helge von Koch als voorbeeld van een kromme die overal continu is, maar nergens differentieerbaar. Eigenlijk symboliseert de kromme in het gedicht de oneindigheid in de eindigheid. Het leven ingeklemd tussen geboorte en sterven.
In 1982 verscheen Iedere nacht verdwijnt een dame of een heer. Gedichten vol van angst, maar ook bezweringsverzen om die angst te beheersen.
Droom
Er waren een tafel, wat kaarsen
en een brood.
Mijn ouders liepen nader,
herrezen uit de dood.
Er waren twee gezichten,
heel dicht bij elkaar.
Zij lagen op een bed
gemaakt van mensenhaar.
Er sprong iets op,
ik weet niet wat het was.
En hoorde hoe mijn vader
een novelle las.
De hoofdpersoon ziet- in een droom- zijn ouders weer, mijn ouders liepen nader, dat is anders dan ze kwamen er aan o.i.d. De gezichten in de tweede strofe zijn vervloeid bijna, want ze zijn al veraf, ver in het verleden. Het bed van mensenhaar is een verwijzing naar de nazi's, die van alles deden met mensenhaar van slachtoffers. Maar aan het einde leest de vader een novelle nadat iets is opgesprongen. Weer even de angst en daarna de geruststelling in de vorm van de lezende - rustige - vader. Huiveringwekkend mooi.
Roze brieven uit 1989 herbergt het mooie gedicht :
Een verleden
Werkelijk voorbij kan niets ooit zijn;
de pijn waait voort als lucht tussen
de steden, draagt de lussen
van de tijd waarbinnen ik verschijn
in een ander zelf. Ik ben pas zesentwintig
maar meervoudig in mijn wezen,
in elke lus een ander leven,
een andere kus om mee weg te gaan.
En alleen de pijn gaat voort; zij stapt
zomaar, zij leeft voor zo weinig, hapt
nog naar vrede, maar wordt dan mij.
Misschien is er langzaam iets gebleven:
de lucht tussen de steden
neemt al mijn lussen op uit een verleden.
In dit vers is het verleden metafoor voor het onvermijdelijke. De lussen in het gedicht zijn de gebeurtenissen maar ook het leven. Een leven, dat bij de hoofdpersoon gespleten verloopt want hij verschijnt in een ander zelf. Maar hij probeert het ook te beschrijven, wat het proces is dat dan plaatsvindt. Het ene moment is het mooi om die lus romantisch te beleven, een andere kus om mee weg te gaan. Maar even later gaat de pijn weer voort. En in de laatste strofe blijkt dat alle lussen uit het verleden komen. In zijn roman Kameraad scheermes schrijft Wieg: 'Ik ben Jonathan Finkel. Ik ben verzonnen door de romanfiguur Rogi Wieg.
Ik als personage ben verzonnen door hem!(...)
Eén van de laatste gedichten van Wieg werd gepubliceerd in Extaze het literaire tijdschrift. Het is een afrekening.
U bent
Toen U wegging brak U mijn hart.
Als U terug kon keren zou ik Uw nek breken.
Maar U heeft geen nek, alleen een onsterfelijke,
denkbeeldige lange hals, als van een fles van
dun glas die zich uitstrekt over het water van de zee,
glas met daarin de geschiedenis van alles.
Als U terug kon keren zou ik de tafel dekken,
het brood breken en de wijn drinken. Ik zou
mijzelf aan het kruis slaan van Uw bestaan.
U bent niet meer De Zoon en niet meer De Vader
U bent het onbezielde veld en de ruimtetijd.
U bent de onbezielde zwaartekracht en het verloop
van de lichtstraal bij nacht, U bent de wiskunde
zonder zachte geest, U bent r nu en bent er
altijd al geweest. U bent de symbolen die men leest.
Maar niet De Zoon en niet De Vader. Niet De Geest.
Toen U wegging brak U mijn hart.
Als U terug kon keren zou ik U hardhandig wurgen.
U bent ooit toen ik kind was in mijn huis geweest.
De definitieve afrekening met iets, wat op God lijkt. Deze God is niet de verlosser, maar een God, die Wieg in de steek heeft gelaten en ooit toen ik kind was in mijn huis geweest. Wat deze God daar heeft gedaan is duidelijk. Hij heeft Wieg behept met deze depressies en ellende. Hij heeft eigenlijk het leven aan hem ontstolen. En daarom wil Wieg hem zijn nek breken, maar God heeft geen nek.
Waarom het zo ver gekomen is met deze prachtige dichter is een raadsel, waar zelfs de beroemde psychiater Bram Bakker nauwelijks vat op kreeg. Rogi Wieg: 'Ik had een relatie met een vrouw. Ze beëindigde de relatie. Ik miste de kinderen, had geen huis meer en kreeg vreselijk last van mijn ogen. Ik durfde de straat niet meer op en begon mezelf te verwaarlozen. Dacht steeds aan zelfmoord.' (...)
Misschien nog een wonder dat Wieg het zo lang heeft volgehouden. Wat blijft zijn o.a. deze mooie gedichten. Een grote prestatie van Peter de Rijk om deze bundel zo verantwoord en fraai samen te stellen. Een waardig testament.
ISBN 9789062659029 | Paperback | 387 pagina's | Uitgeverij In de Knipscheer | september 2015
© Karel Wasch, 22 november 2015
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER