Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Het hoe en wat van poëzie


Hoe schrijf je een gedicht?

Dan zou je al eerst moeten stilstaan bij wat voor jou eigenlijk een gedicht is. Iedereen kan daar verschillend over denken. Bijvoorbeeld: als ik iets zo mooi mogelijk opschrijf, heb ik poëzie geschreven. Of: als het mooi klinkt is het poëzie. Of: het behoort op een bepaalde manier, dan heet het gedicht een kwatrijn, een sonnet of een rondeel, bijvoorbeeld. Je hebt je daarbij gehouden aan voorgeschreven regels voor de vorm. Er zijn mensen die dit als woordkunstjes beschouwen. Het heet dan wel een gedicht.

Wat is belangrijk bij het schrijven?

Het is in ieder geval belangrijk dat je je realiseert wát je wilt schrijven en hóe je het opschrijft.
Soms kan het even duren voordat je weet welke manier van dichten het beste bij jou past. Het hoort bij het ontwikkelingsproces van een dichter om dit voor zichzelf te ontdekken. Sommige mensen hebben liever een vaste vorm, die structuur biedt aan de veelheid aan beelden en woorden die de schrijver voor zich ziet. Het biedt deze dichters kracht en veiligheid.

Het nadeel van deze manier van schrijven is dat de inhoud onderschikt wordt aan de vorm. De dichter kan binnen de structuur niet kwijt wat hij eigenlijk wil zeggen op zijn eigen manier. Het gaat dan teveel lijken op een invullesje in plaats van poëzie.
Voor deze schrijvers is de vrije vorm beter.

Hoe kom je tot poëzie?

Dat is de hamvraag natuurlijk. Ik denk dat een deel van het antwoord zit in het benoemen van de dingen waarover je schrijft. Voor ieder voorwerp hebben wij een woord, voor heel veel andere, abstracte zaken ook, maar de kunst is om de dingen te beschrijven met eigengevonden woorden en beelden en die op een bepaalde manier rangschikken.
Het hele precieze benoemen leidt tot feitelijke waarnemingen. Dat kan ook een invalshoek zijn bij poëzie, maar doet soms teveel denken aan een te nuchtere beschrijving. Dus probeer je het anders. Je voegt samen, je associeert. Je experimenteert met woorden die er niet zijn, maar die er evengoed wel hadden kunnen zijn, omdat nu jij ze eenmaal gevormd hebt. Al dat soort dingen kunnen een tekst spannend maken, of mooi laten klinken, of de lezer zich iets laten herinneren of hem laten glimlachen.

Is je gedicht een succes?

Als je als dichter dat soort dingen nastreeft, ben je met poëzie bezig. Of het resultaat in de smaak valt, bepaalt in eerste instantie de schrijver. Als hij de tekst zelf eigenlijk niet de moeite waard vindt, zou hij het gedicht ook nog niet op zijn lezers moeten laten loslaten, tenzij hij het gevoel heeft dat zijn lezers hem verder kunnen helpen met hun reacties. Krijgt hij keer op keer geen reacties of ontmoedigende reacties, dan mag hij er van uit gaan dat zijn teksten niet of nauwelijks worden gewaardeerd. In dat geval zou hij daaruit zijn eigen conclusies mogen trekken.

Het is geen poëzie. Maar wat dan wel?

Er zit verschil in het plezier hebben bij het schrijven en de kwaliteit van dat schrijven. Het is natuurlijk erg sneu om te ontdekken dat het gedicht waaraan jij met zoveel plezier gewerkt hebt, niet met evenveel plezier ontvangen wordt. Meestal daalt de waarde ervan dan ook bij de schrijver. Dat betekent niet dat hij dan zou moeten stoppen met dichten, maar dat hij weet dat er een bepaalde waarde aan zijn gedichten wordt toegekend, bijvoorbeeld zondagsgedicht, lightverse of candlelightpoëzie. Er zijn sites waarop iedereen zijn gedichten (vrijwel) kritiekloos kwijt kan: het schrijvertje, de Freaks, gedichtenforum. Er zijn ook sites waar de gedichten alleen maar geëtaleerd worden, bijvoorbeeld op de eigen weblogs. Op sites als SchrijfNet en DichtTalent kan je gedicht stevig onder de loep worden genomen door andere dichters. Soms gebeurt dat, als mededichters daar tijd voor hebben en zin in hebben.

Is het een kwestie van leren?

Je leert door zelf veel te schrijven en je gedichten door anderen te laten lezen en beoordelen. De kritiek die je krijgt kan je verder op weg helpen, maar je kunt het natuurlijk niet iedereen naar de zin maken. Je schrijft in de eerste plaats voor jezelf, met in je achterhoofd de bedoeling om het ook lezenswaardig te maken. Dichters die graag leren van kritiek doen er dan ook goed aan niet alleen naar hun eigen gedichten te kijken, maar ook naar die van anderen èn de kritiek die daarop gegeven wordt. Daar leer je evengoed van als kritiek op je eigen gedicht. En natuurlijk leer je veel door niet alleen naar Nederlandse dichters te kijken, maar ook werk van buitenlandse dichters te lezen, desnoods de vertaling daarvan. Daardoor zie je ook vaak goed waar je met je eigen gedichten staat. Tenslotte is het denk ik ook zo dat het talent voor poëzie ìn je moet zitten. Het is niet alleen een kwestie van leren, maar ook de gave ontwikkelen die je hebt. Het plezier in gedichten schrijven is gelukkig voor veel meer mensen weggelegd dan er succes mee hebben. En daar is niets mis mee.

© Miranda Mei


 
 

Inspiratiebronnen van de dichter

Dichters nemen de verplichting op zich hun erfgoed, de poëzie, te koesteren én te beveiligen. Of ze nu door het land snijdt als een ploeg, of stroomt langs kleine geulen en binnenrivieren, doet niets ter zake. Zolang ze deel uitmaakt van het wezenlijke van de mens is ze onmisbaar, even onmisbaar als de vruchten van het veld. Poëzie heeft vele glinsterende kanten. Iets wat het oog, het oor of het hart lokt, en zich gaat nestelen in ons diepste binnenste, en er ontroering teweegbrengt, noem ik poëzie. Ik zal proberen uitleggen wat ik eronder versta.

Een gedicht dat poëzie bevat komt uit de geheugenbank van de hersenen van de dichter. Daarin zitten gegevens opgeslagen van ervaringen die we breekmomenten zouden kunnen noemen. Deze brengen, in minder dan een honderdste deel van een seconde, een trilling teweeg waaruit een gewaarwording van angst, twijfel, wrevel, blijdschap, vreugde, woede, verdriet, teleurstelling, pijn, verwondering, opstandigheid, of een andere gemoedsaandoening ontstaat.

Met een magisch oog, haalt de dichter deze gegevens weer naar boven, soms tientallen jaren later; bijvoorbeeld bij het opvangen van een geluid, of bij het bevoelen van boomschors; kleine dingen, waarbij het waarnemingvermogen een grote rol speelt. Dan springt de gespannen veer. Gedachten duikelen tot in de diepste diepte. Alles wat zich op de bodem afgezet heeft, gedurende langere of kortere tijd, komt in beweging. Emoties banen zich een weg vrij en stijgen naar het oppervlak van de ziel. Deze ziel, die we zouden kunnen vergelijken met een meer, vangt licht en warmte op. Zo ontstaan wolken die zich verplaatsen naar andere gebieden: naar de inspiratiezone.

Wat de dichter doet is niets anders dan deze neerslag omzetten in woorden waaruit poëzie kan  gepuurd worden. Meestal is die neerslag regen. Het kan ook nevel, hagel of sneeuw zijn. Wanneer regen warm en mild is, zullen warmte en mildheid verdampen tot vreugde, blijdschap, verwondering en andere aangename gewaarwordingen. Het gedicht begint op deze wijze te ademen. De dichter die in eenzaamheid weerstand biedt aan weemoed, angst, twijfel, verdriet en teleurstelling, zal sneeuwhanden voelen, zal sneeuwwoorden verzinnen. Het gedicht zal vlokken uitstrooien waarin 'verzacht' verdriet als berusting herkenbaar is; wit zal tevens verwijzen naar het zuivere. Nevel duidt op mysterie. Het gissen naar het vanwaar en het waarheen van de te omschrijven dingen, het onverklaarbare van onrust; van twijfels die een gevoelsmens nooit loslaten, de hunker naar al wat wij ter harte nemen; dit alles lost zich op in een waas van geheimzinnigheid.

Wanneer men de hoogste trede van de dichtkunst wil bereiken, en het gedicht tot het oersacrale wil verheffen, moeten wegen bewandeld worden, waarbij een nooit aflatende pijn -vaak ontstaan door vernederingen en onbegrip- de bovenhand heeft. Woede laat de dichter toe dieper te ademen doch blijkt slechts bruikbaar na uiterst fijne verstuiving. Wanneer de onmacht sterker blijkt dan het verlangen, begint men zich meer te bezinnen over het onbereikbare. Stilaan treedt de verinnerlijking in. Het altijd aanwezig verlangen naar liefde, echtheid, oprechtheid en geborgenheid wordt omgezet in beeldspraak. IJs en hagel botsen hard en ongenadig tegen het zachte, tegen het tedere. Rake, korte zinnen wijzen op letsels. Degene die de ziel toetst aan regen, hagel, sneeuw, nevel en ijs, heeft niet het hoofd in de wolken maar wolken in hoofd.

Water is een onuitputtelijke bron van inspiratie. Water, in al zijn vormen, levend, vloeibaar of gestold, krachtig en magisch, verwijst naar de mens; een microkosmos; één druppeltje vocht van een veel grotere neerslag, die zich voedt aan een niet achterhaalbare, onuitputtelijke bron. Gebruik makend van aangeboren talent, wordt de pen gehanteerd als een soort wichelroede, om dichter en dichter bij de plek te komen waar water verdampt, opstijgt en terugkeert, eeuwen na eeuwen, in altijd nieuwe vormen van leven.

Er bestaan ook andere symbolen dan water om 'neerslag' in een gedicht op te vangen: dieren, planten, kruiden, fruit; dingen die ruiken en ademen. Vogels en bomen bevolken vaak het innerlijk landschap. In ademloze dingen wordt de eigen adem geblazen. Dan komt een ster, een regenboog of een avondrood tot leven. Dit zijn dan niet langer 'dingen' maar componenten. In wezen één met het innerlijke van de mens, worden ze aangrijpende kracht. In een geslaagd poëtisch gedicht "ademen" deze dingen dan ook daadwerkelijk.

Wind, vuur en aarde hoeven geen kracht ingeblazen te worden. Uit deze elementen, die zichzelf voortdurend vernieuwen, put de dichter de eigen energie; het eigen ademhalen. De gave van het dichten is een complex geheel van gevoel, verbeeldingskracht, taalkennis, gedachten, taalbeheersing en zeggingskracht, én het vermogen om deze dingen met oneindig veel geduld te doseren, om ze nadien onder de noemer oerreligie te brengen; dwz. het erkennen van een macht of een hoger princiep van wie de bestemming van elke schepping afhangt, zelfs het kleinste stofrestje.

Dichters wordt een niet af te werpen juk opgelegd dat zij moeten leren dragen. De momenten van rust komen na de taak, na het verzamelen van de gegevens en de schepping van het gedicht. Dichten is goddelijk. Al behoort de dichter tot de kleinere goden, toch is hij op de eerste plaats dienaar van een hogere macht. Maar wel in dezelfde zin als de Grassnijder dienaar was; hij leerling en helper van Boeddha, die tijdens het 'dienen' van zijn meester niet alleen alles van hem leerde, maar die zijn leermeester, op zijn beurt, op de kleinste grasspriet van de wegberm wees om aan te tonen hoe belangrijk hij is.

Poëzie is een wezenlijk bestanddeel van ons bestaan, laat ons dus behoedzaam omgaan met het woord dichter of dichteres. Niemand kan zich de poëzie toe-eigenen, ze is het erfgoed van iedere mens. Voor het zoeken, het raden, het ontdekken en het scheppen, hebben waarachtige dichters niets anders nodig dan stilte, en de zuivere, levende bron van het leven zelf.

© Iris Van de Casteele



Lees de reacties op het forum, klik Hier!