Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de dichtbundel
Lolita zei...
van
Jolies Heij
Jolies Heij (1964) is een podiumdichteres, ze treedt veel op, won prijzen en heeft een mooie strakke voordracht.
In deze bundel (Is dat de Lolita van Nabokov?) lezen we de pikante belevenissen van een opgroeiende vrouw, met de liefde. Haar lusten, listen en lagen worden ons onthuld en Heij neemt geen blad voor de mond. Maar er wordt ook diepgang en taalacrobatiek gedemonstreerd, tot mijn vreugde.
Kom niet te dichtbij
En Lolita zei:
Ik wil achter haarspeldbochten wegkruipen
mijn hete adem onder je tong blazen
krimpen in de hoek van jouw armen
grijs ben ik ook in mijn kinderdromen
de baarmoedermond een auto
kletsnat de regen in mijn nek
een zompig kont tegen kont
hoe we de tijd tot zeeën dachten
de wegglibberende asfaltstrepen
het tellen van de bladeren
stemde je droevig
je sloeg tristesse
als een mottige jas om me heen
dronken van de geur van jouw verrotting
droeg ik mijn jeugd als een open rug
hinkstapsprong een vergeelde toekomst in
de marlboro’s die we deelden
zoals je volhardde in belegen ouwemannenwijsheid
god, wat wilde ik je pijpen
jij vond mij een tikkeltje jong
later kreeg je spijt
toen jouw seizoen ook vat op mij kreeg.
Hier is een jongere vrouw, die met een oudere man iets wil beginnen. Heeft ze een lift gekregen? (haarspeldbochten) Ze wordt triest van de triestigheid van de man (tristesse) en wil hem pijpen, lijkt me in een auto niet makkelijk, maar uiteindelijk wil hij niks en krijgt daar spijt van, maar dan is het meisje er ook niet vrolijker op geworden en wil niet meer. Mooi einde: toen jouw seizoen ook vat op mij kreeg. Dat is de herfst. Met regen en melancholie en het komt in alle jongmeisjespoëzie voor.
En het opgroeiende meisje brengt vakanties aan zee door:
Kajuit met zon, zand en zeesterren
Het huis is gestold in de tijd.
In boekenkasten zit de houtworm
niet, die fluisteren in alle talen.
Naakte takken dansen op het glas.
Er waren dagen dat alles
stoffiger was dan het zand
dat in alle kieren en onder de huid
kroop jeukend van zonnebrand
en kwallenbeten. Je zette je tanden
in schelpen die kusten nabootsten.
Je verzamelde opgezette zeepaardjes
en had nog geen besef van tsunami’s
of het barre einde der tijden.
Goliath heerste in het derde hemelrijk
de enige Duitser was een toerist
die een kuil groef voor zichzelf.
Voor de liefde was het nog te vroeg.
Je ontwierp zandkastelen met vader
verdroeg moeders zorgzame hand
die oom waar je het land
aan had omdat hij naar jonge klare
stonk. Hij verdronk zijn lever
wij gingen aan wal en groeiden op.
Alleen het huis heeft ons overleefd.
Na de eerste strofe waar: In boekenkasten zit de houtworm niet, die fluisteren in alle talen. Kortom de herinneringen zijn levensgroot aanwezig. De wereld is nog paradijselijk, zonder tsunami's. Maar in dat paradijs komen al wat scheurtjes. Er was een oom, die naar jonge klare stonk en een grote Duitser als een soort onheilsfiguur. En uiteindelijk zijn er alleen de herinneringen gebleven, via het huis: Alleen het huis heeft ons overleefd. Krachtig gedicht, herkenbaar.
bergland noopt tot stilleven met gewei
we hebben een leegstaande iglo bezet
het bergland opgesuikerd met winter
zo houden wij braaf de handen boven de dekens
reiken in een onbeholpen gebaar
naar het gewei aan de muur
in de verwijtende blik van het dode hert
onze gemummificeerde gestaltes op het bed
maar het geeft niet, ik noem jou vriend
we hebben zo veel om voor te blijven:
drakenhoeders te doden, spoken te verdrijven
de wereld veilig buiten met de verglaasde feesten
het hart veilig onder de kolenkit
zo lang alles op zijn plaats blijft
moet je niet willen reizen onder nul
In het hoofdstuk Lolita zei: Hoe het werd ontgonnen, staat het mooie vers Bergland noopt tot stilleven met gewei. Een onmogelijke liefde, want iedere keer dat er actie moet komen gebeurt er niets: onze gemummificeerde gestaltes op het bed. Het is koud daar in het mythische Noorden, met herten ijskoude, iglo's en drakenhoeders. Die beelden vermengt Heij slim en behendig met de beelden van de geliefden, die braaf de handen boven de dekens houden. IJskou van buiten en van binnen.
We zijn dan al in het tweede stuk van de bundel en er volgen nog twee stukken, Lolita zei: hoe het eindigde en Lolita zei:er was yin en er was yang. Lees ook vooral de cyclus van 5 verzen geheten :Oorlogskroniek.
onsamenhangend samenzijn
we zijn half, we zijn niet veel
we zijn een deel, niet eens yin en yang
maar apart met de lucht tussen ons in
er is een opening die niet sluit
met een leemte ongedicht
welke hand heeft ons doorkliefd
maar niet gescheiden, deze randen
kunnen snijden en toch zal het vel
niet bloeden uit marmergroen verdriet
want wij dragen elkaar, wij torsen
de ruimte in een wankel evenwicht
wij zien geen gezicht, leven met
elkaars gedachten, enkel dromend
van een zweem van samenzijn
gehouwen uit dit evenbeeld van steen
In het laatste gedeelte van de bundel staat bovenstaand gedicht en het is net (Is dat de bedoeling?) of deze gedichten volwassener, meer gelaagd zijn dan de vorige. De openingszinnen van dit vers vind ik subliem: we zijn half, we zijn niet veel we zijn een deel, niet eens yin en yang maar apart met de lucht tussen ons in. Wat zou je meer over een mens en zijn omgeving kunnen zeggen in poeticis? In de derde strofe is sprake van marmergroen verdriet, een verdriet als een grafsteen maar er is wel wat mos op gegroeid! Ook zo mooi.
Een mooi vers dat in tegenstelling tot de titel helemaal niet onsamenhangend is, maar wel ontregelend.
Kortom Jolies Heij is een mooi nieuw geluid in het brede aanbod van dichters anno 2017. Ze heeft een zekere stijl en zeggingskracht tot haar beschikking en bakken met talent. Ik zie nu al uit naar haar nieuwe bundel, die hopelijk niet te snel uitkomt, goede wijn moet immers rijpen! En die wijn schenkt Heij in overvloed. Men drinke!
ISBN 9789491883699 | Paperback | 53 pagina's | Uitgeverij Heimdall | 15 november 2016
© Karel Wasch, 24 januari 2017
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER