Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de dichtbundel
De bedwelmingsman verroert zich
Hans Dekkers
De dichter Hans Dekkers (1954) is een raadselman. Zijn vorige bundels hadden titels als Een uil in de zon of Lijkenbitter. Vooral die laatste bundel bracht de gemoederen in beweging. Het zijn geen hermetische verzen die Dekkers fabriceert, maar ze zijn wel oorspronkelijk en herbergen soms kleine mysteries.
De geur van een eucalyptusboom in Ventimiglia
ze sluipen, de onderkruipsels
ze gaan ervandoor
iemand heeft ze afgevinkt
ze laten een geur achter
nu is er eindelijk een kadavermachine
die zich staalt in perfectie
moeilijke deksels, lelijke etiketten
afwijkende degelijkheid
hij verstikt ze met zijn vacuümadem
hij, die uit zijn voegen barst
rottende krabbetjes in een potje
tuinbonen de luxe
relikwie dat we schenken
aan meisjes in bikini
Ventimiglia lijkt zo’n rustig leuk plaatsje aan zee in Italië, maar in de Tweede Wereldoorlog vluchtten er veel anti-fascisten naar toe. Makkelijk, want je was er zo de grens met Frankrijk over. Uiteindelijk arresteerde de fascistische onderkruipsels toch nog veel mensen. De kadavermachines ruimen kadavers van veelal varkens en koeien op, maar Dekkers voegt het beeld handig en dreigend toe in de tweede strofe. En in het laatste deel van het gedicht is alles weer tot een klein mini-drama geworden. een potje- vergeten- maar rottende krabbetjes in een glas waar eerst tuinbonen de luxe op stond. De meisjes in bikini zijn de levende onschuld, die de dichter, gelukkig maar, laat bestaan.
Miles Davis die in zwart-wit een sigaret rookt
bij een solo van John Coltrane
de riffs van Trane kringelen de ruimte in
signalen van een bedwelmend ritueel
in het wit jagen zilvervissen op een lichter licht
dat voortdurend ontsnapt aan het vangen
en dieper in de kleuren versnippert heet koper
tot fladderende kleppen en polsters, op het scherpst
van een omgekeerde lippendienst, kieren, glimpen,
scheuten, kiemen,
lichtmomenten
So What op het moment dat Miles even
alle ruimte aan Coltrane geeft en een trek
van zijn sigaret neemt, raast een blauwe trein
rechtstreeks naar de hemel
Saxofonist John Coltrane en trompettist Miles Davis behoorden tot de top van de bop-jazz. Ze gunden elkaar het licht in de ogen niet, maar als ze dan toch samenspeelden kwamen daar monumenten van schoonheid uit. Een tijdje geleden verscheen de CD The best of Miles Davis and John Coltrane, 1955-1961, waarop de mooiste nummers van deze samenwerking te horen zijn. Een weldaad. De heren waren in een ongekende haat/liefde verhouding gevangen. Er is veel over geschreven en gesproken. Davis, die van het podium afloopt omdat de solo van Coltrane - naar zijn smaak - te lang duurt. Coltrane, die niet meer in dezelfde kleedkamer wilde voor een optreden als zijn opponent, vriend en vijand Davis enz. enz. Je zou bijna wensen dat alle jazzmusici zo’n ingewikkelde verhouding hadden gehad, wat had de jazzwereld dan nog veel meer moois opgeleverd. De onmogelijke relatie van trompettist Chet Baker met saxofonist Stan Getz lijkt er overigens op.
Dekkers pakt in bovenstaand vers het onmogelijke voor ons in. Hij vergelijkt hun samenspel met zilvervisjes, die jagen op het licht. En inderdaad in So What, daar is ook een filmpje van op You Tube, gunt Davis even de ruimte aan Coltrane, voor het eerst en laatst. En dan raast Tranen, bijnaam van Coltrane, lijkt het, in een blauwe trein rechtstreeks naar de hemel.
Een Simca
zoals hij aan opa’s hand bij het elektrische
knetteren en vonken van een bovenleiding
van een trolleybus in Arnhem
voor het eerst ozon rook
zo is alles nieuw in de Simca
op weg naar Italië, de raampjes open
de geur van de bekleding, de haarspeldbochten,
het opgestoken haar van zijn moeder,
talloze kapsels die nog zullen volgen
de Simca met zijn lachende gezicht als voorkant
cabine van toekomst, verschiet, tijd die zal zijn,
hapt met een grijns eindeloze wegen weg
In dit gedicht lijkt het alsof de Simca, wie kent hem niet, een eigen ziel heeft. Het lachende gezicht als voorkant hoort bij een wezen meer dan bij een mens en hij hapt met een grijns eindeloze wegen weg. Maar voor het kind in de eerste twee strofen is alles sowieso nog magisch, een knetterende bovenleiding ven een trolleybus. Maar ook de fysieke hoedanigheid van de auto bestaande uit de geur van bekleding. Ook het haar van moeder, het kapsel met opgestoken haar behoort tot onvergetelijke momenten. En deze momenten vangt Dekkers weer voor ons.
De sonore stem van Dylan Thomas op een cassettebandje
Ledematen hangen los in een spinnenweb
van verloren, vergeten, verspilde uren
de hemel verliest al zijn
hoeken en scharnieren, zijn geometrie
ik hang rond, drink op een goed einde
een stem springt hoog
over een afrastering en wij
zetten onze bijl in schors en hout
kappen in geest, ik houd me dood
in het vlassige haar van een zwerver, daarna
op zoek naar Swansea waar het onweert
boven zee, waar een dronkenlap zich schrap zet,
het web is verwend, bemint het zoemen van de recorder
die start en stopt, start stopt, houdt van hotels
waarin we telkens opnieuw en altijd sterven
Wie veel van de Welshe bard Dylan Thomas (1914-1953) weet zal een golf van herkenning hebben bij dit vers. Zijn prachtige stem is bewaard op bandjes en platen, tegenwoordig Cd’s. Een van zijn mooiste gedichten gaat over een zwerver, hij woonde aanvankelijk in Swansea in Zuid-Wales en stierf aan de alcohol in het Chelsea Hotel in New York. Deze feiten heeft Dekkers handig door zijn cocktail gemixt. Maar ook zonder deze feitenkennis is het een fascinerend gedicht over eenzaamheid, ontroering en vergankelijkheid.
Hans Dekkers zet in deze bundel bijzondere momenten op de kaart, hij ontdwelmt ons en laat ons zien dat ontroerende momenten in kunst, muziek ook, maar vooral in relaties niet zo bijzonder zijn als we denken. Hoe is het mogelijk, dacht ik na lezing, dat er geen enkel zwak gedicht in deze bundel staat? Een prestatie!
ISBN: 9789028427662 | Paperback | 48 blz. | Uitg: Wereldbibliotheek | 14 aug. 2018
© Karel Wasch, 7 september 2018
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER