Recensie over de bundel
Breekbaar licht
Dirk van Babylon
http://www.dirkvanbabylon.be
geschreven door Iris Van de Casteele
VEERTIG KLEURRIJKE SONNETTEN
BREEKBAAR LICHT: DIRK VAN BABYLON
De dichtbundel BREEKBAAR LICHT recenseren, waarin veel al dan niet gebroken regenbogenlicht - en ander licht - vereist van deze recensente heel wat taalvaardigheid omdat het schier onmogelijk is tred te houden met deze van de auteur.
Veertig sonnetten, vol kleur en klank, waarin elke poëzieliefhebber zijn gading kan vinden, en waarvan ik als uitgeefster de eer en het genoegen had ze te mogen uitkiezen en rangschikken.
Het was een zware taak. Kiezen uit méér dan 400 sonnetten, waarvan heel wat lievelingen naar de slaapzaal moesten terugkeren, brengt spijt met zich mee. Het vraagt tegelijk grote inspanning om alles telkens te overzien en al dan niet een plaats toe te kennen. Of mijn inzet zich zal lonen zal van de lezer afhangen.
De verscheidenheid van verzen is groot, toch is het een overzichtelijk geheel geworden. Het toont de dichter – de mens – zoals hij in werkelijkheid is: kwetsbaar: breekbaar als licht. Zijn liefde voor de medemens komt duidelijk aan bod, (heeft zeker te maken met zijn beroep als arts), maar ook andere facetten van zijn wezen worden niet verzwegen: zijn geaardheid, zijn ironie, zijn humor en pit, een woedeuitbarsting (slaande op Busch jr.), zijn filosofische levensbeschouwingen, zijn tederheid, zijn gekneusd-zijn. Tussen al die verzen is er één dat bijna zoveel zegt als alle andere samen. Een schrijnend sonnet.
Het geworpen worden
Ik was een werpmes maar ik word niet meer geworpen,
Met slingerhandvat en een toegespitst profiel.
Ik ben het voorgoed weggegooide projectiel.
Mijn traanvocht is met dweilen niet meer op te slorpen.
Vergeefs zocht ik de roem in steden en in dorpen,
En gooide me in elke opdracht van mijn stiel.
‘k Ben werkloos en armlastig en blijf moederziel
Alleen op aarde, aan haar zwaarte onderworpen.
Haar beeld rijst op terwijl ik naar mijn adem snak.
In wentelrad waar het publiek geboeid naar staarde:
Een dame schier ontbloot. Zij was een zenuwwrak
Dat desondanks het nut aan ‘t aangename paarde.
Daar lig ik doelwitloos in ’t wegwerpmessenvak.
En neergesmeten slijt ik mijn bestaan op aarde.
Hoeft hier aan toegevoegd dat het grootste aantal van zijn romans uitgegeven werd door zenuwwrak Angèle Manteau destijds? Dirk van Babylon is een mens die zijn tegenslagen en ontgoochelingen probeert te verwerken in sonnetten waarin hij zichzelf een spiegel voorhoudt, daarin ziet hij licht en hoop glinsteren. Dat hij hartstochtelijk van het leven houdt kan niet geloochend worden, probeert hij ook niet te loochenen, hij is dé geboren schrijver en dichter: uniek en compleet.
De atleten van de orthografie
Daar zitten ze te worstelen met tussen-ennen
Het puntje op de i, de letteralgebra
De alfabetsoep en de woordenvla
De kandidaten zitten ijverig te pennen
Ze moeten alle gekke spellingsregels kennen
Waar vroeger soms een cee stond, daar moet nu een ka
En omgekeerd, en wee de onhoorbare ha
Een dicteetekst die is geschreven om te jennen
Met ingehouden adem en de tong tussen de lippen
Daar spellen ze het opgegeven struikelthema
Met streepjes en met leestekens en volle stippen
Bij het begin van nieuwe klinkergreep een trema
Een lang en moeilijk woord mentaal in stukken knippen
En hou dan ook de tijd in ’t oog en blijf op schema
Wat een humor! Zijn taalvaardigheid kent geen grenzen. Hierna een paar woorden door hem uitgevonden waaraan niemand, bij mijn weten, nooit eerder probeerde ze uit te vinden o.m. droge vachtenwaterval (droge schapen), pollutiewijzerplaten, wegwerpmessenvak, zonnestralenrondedans, en het onvergelijkbare, vertederende “schoekeloen” (kindertaal of dialect voor gerst).
Dirk van Babylon bezit een enorm observeringsvermogen, en heel veel droge humor, zelfs bij een dictee ontgaat hem niets. Ik betrap er mezelf op dat ik eender aan het doen ben: worstelen met “de tong tussen de lippen” om deze recensie tot een goed einde te kunnen brengen.
Er valt heel wat te vertellen omtrent verzen die boven het alledaagse uitstijgen. Wie Dirk van Babylon ook buiten zijn schrijverschap kent moet soms raden naar wat er in hem omgaat. Maar nu en dan snelt er uit de heldere avondhemel (of uit zijn diepste binnenste) een lichtkomeet naar de aarde toe:
Inval is uitval
Sois-sage O ma douleur et tiens-toi plus tranquille!
Als ik mij spiegel aan weerkaatsing van de taal,
Mij hul in de juwelen van de juiste woorden,
En als een Narcis buig naar flonkerende boorden,
Zo langs het jaagpad van het glinsterend kanaal;
Verlies ik mij in een omhoog gebroken straal,
Die verder vliedt naar onbekende verre oorden.
De iriskleur surft op de golfkam naar het noorden.
Spectrale invalshoek op een kristallen schaal.
Weerklinkt daar niet een stem met donderende galm:
“Beschrijf een keer zoiets wat in je op komt wellen
Vooruit ermee, en geen verschoning of getalm
Zomaar gewoon wat in je opkomt navertellen.”
Wees braaf mijn zielepijn en blijf een beetje kalm.
Mijn pen zal in de eenzaamheid mij vergezellen.
Over dit al dan niet humoristisch gedicht ga ik niet uitweiden, want een mens wil soms de andere mee omhoog tillen, ook wanneer het hem niet past, of er geen behoefte aan heeft. Hoe ook, wie het schoentje past trekt het aan. Ik zal vannacht op kousevoeten lopen fluisteren en me later nog een keer verdiepen in deze schitterende komeet.
Intussen ga ik volgende mosloze kei wat nader bekijken. Dat een kei binnen zijn kern zoveel lagen kan bevatten grenst aan een wonder, alsook dat een kei kan metamorfoseren tot mens en een mens tot kei. Doch er zit heel wat méér in dit gelaagd gedicht, geladen als het is met zachte erotiek:
Kei
Dag kei, net als jij, maak ik mij uit aarde vrij.
Het stof licht op in zonnestralenrondedans.
Een poederschemer kleedt de avondlijke glans.
Hier staan we allebei of liggen scheef opzij:
Twee rolkeien, door zwaartekracht aan heerschappij,
Ontsnapt in het gebergte van een stenenschans,
De stroming afgedaald bij noodlot en bij kans,
En in de wrijving rondgeslepen zij aan zij.
Ontmoeting, niet meer moeten. Een gevoel van rust.
Ik streel je oppervlak en je geheime plekjes.
En kijk of je vulkaanvuur reeds is uitgeblust,
Onaangedaan door lust en vol met schoonheidsvlekjes!
Mosloze kei: gedreven, rondgetold, gekust,
Met kwast en met penseel, met stootjes en met trekjes.
Ofschoon het mij aan plaats ontbreekt om een volwaardige recensie aan de bundel te wijden, wil ik toch het gedicht Schrikkeljaar niet overslaan. Het moet je maar overkomen dat je uitgeput op de vloer komt te liggen, half in zwijm, half verlamd, niet wetende of je elk van je ledematen nog zult kunnen gebruiken.
Schrikkeljaar
De woorden die op niets en nergens willen rijmen:
De schaduw die de bliksem werpt als hij weer licht,
Het weerlicht dat de lucht doorklieft in zigzagschicht,
Ontladingen die witgestookt door zwerken vlijmen,
En wonden in de aarde slaan die niet te lijmen
zijn. Onheil heeft het onweer al om aangericht.
Het einde is nabij, de ure van de plicht.
En voor als nog ik van afgrijzen zal bezwijmen:
Hoor hoe de klok herhaald het dood uur luidt.
Sirenes klinken op en niemand hoort mij kermen.
Het angstzweet breekt mij parelend op voorhoofd uit.
Echt waar. Het laat nadien een vliesje op de huid.
God wil U goedgenadig over mij ontfermen,
Mijn nageslacht en mij met forse arm beschermen.
Doch einde goed alles goed. In een paar sonnetten komen de namen van de Persische dichters Hafiz en Jalal ed-Din Roemi voor. Hun verzen en hun levensloop hebben Dirk van Babylon al tot méér dan één pakkend sonnet geïnspireerd. Misschien valt er nog méér licht op de bundel met volgend gedicht
Lichtbron
Tien lampen die terzelfder tijd tezamen gloeien,
Lantaarns die met siersmeedwerk zijn opgetooid,
De vlam in tralieglas gevangen en gekooid:
Ze weten niet het licht maar wel de blik te boeien.
Verschillen ze van vorm, ze weten saam te vloeien.
De bundels stralenglans die ieder om zich strooit
Versmelten tot een licht dat zich op schepping gooit,
Dat knoppen barsten doet, verlangens op laat groeien.
En veel wordt één, en opent zich op vergezichten.
En één wordt veel, naarmate zich het zien ontsluit.
Op kleine beer en staartkomeet kan ik mij richten.
Naar herderster in vroege ochtend kijk ik uit.
"Mijn hartemaan ben jij, jij doet mijn ziel oplichten."
Mijn hemellichaam is mij lichtjaren vooruit.
(Vrij bewerkt naar een gedachte van Jalal ed-Din Roemi)
En tenslotte nog de laatste regels uit het ironische (relativerende) sonnet Wimbledon (…) Ja, wie is Dirk van Babylon?/ Een huisarts met een taaltalent,/ Op zoek naar literair agent!/ Mijn ware naam zeg ik met hese stem:/ Op zoek naar ziel die mij herkent,/ Na zalving van het sacrament,/ Gedoopt ben ik Peter Van Breusegem.
Iris Van de Casteele – 2011
Lees der reacties op het forum en/of reageer, klik HIER