Recensie over de bundel
Darwin en ik
Ina Stabergh
geschreven door Thierry Deleu
Bezige bij Ina Stabergh produceert kwaliteitshoning
Het portret van Charles Darwin sierde onlangs de omslagen van Nature, Science, Bionieuws, Scientific American, De Groene Amsterdammer, BBC History en vele andere tijdschriften. Het is daarmee voor de aandachtige kioskbezoeker duidelijk: 2009 is het Darwinjaar. Op 12 februari 1809 werd Darwin geboren. Wij vieren dus zijn tweehonderdste verjaardag. Op 24 november 1859 rolde zijn beroemde boek On the Origin of Species by Means of Natural Selection, or the Preservation of Favoured Races in the Struggle for Life, kortweg de Origin, van de persen. Dat is dit jaar 150 jaar geleden. Ook Ina Stabergh viert mee met een nieuwe gedichtenbundel, Darwin en ik.
Ina Stabergh, pseudoniem voor Berthy Stas, publiceerde haar eerste gedichten in 1983. Sindsdien verschenen er van haar negen bundels en een groot aantal gedichten in verscheidene literaire tijdschriften en bloemlezingen in Vlaanderen en Nederland. Verscheidene gedichten werden vertaald, op muziek gezet en uitgevoerd. Zij schrijft ook met regelmaat gedichten bij het werk van beeldende kunstenaars. Ina Stabergh is ook de eerste vrouwelijke stadsdichter in Vlaanderen!
Stabergh is echter niet alleen dichteres: zij schrijft ook proza (novellen, romans, verhalenbundels en toneel).
Haar poëzie spreekt aan, dit is een feit! Dat werd al herhaaldelijk geschreven door recensenten uit Nederland en Vlaanderen. Wat zij te zeggen heeft, staat geschreven, echter niet met de bedoeling om het snel te lezen en dan opzij te leggen. Een gedicht van Ina Stabergh moet je tijd gunnen. Zij bereist zichzelf en de andere. Zij is voortdurend op zoek naar haar grenzen, om te zien hoe ver haar vrijheid reikt.
Ook letterlijk reist zij veel en graag, maar niet de pleisterplaatsen zijn belangrijk, of de gebeurtenissen, maar vooral de mensen. Ina Stabergh brengt hierover verslag uit, om de eigen chaos te herscheppen. Zij neemt afstand en kijkt kritisch op haar leven en op dit van de mensen om haar heen en verder af.
Haar poëzie is ad rem: er is spanning, ironische vraagstelling, flexibele vormgeving waarin zij haar ideeën giet. Bij het overzicht van haar bundels valt ook haar sociaal engagement op.
Darwin en ik is een heel bijzondere uitgave. Niet alleen omdat de bundel verschijnt naar aanleiding van de viering van de 200ste geboortedag van Charles Darwin, die 150 jaar geleden zijn belangrijkste werk The Origin of Species publiceerde, maar vooral omdat beiden, Darwin en Ina Stabergh, op dezelfde dag zijn geboren: Darwin op 12 februari 1809 en Stabergh op 12 februari 1945.
Darwin en ik laat opnieuw het brede woordlandschap van Ina Stabergh zien. Uit alles wat zij tot nu toe schreef, spreekt de liefde voor het leven. Het leven in al zijn facetten. Weinig anderen weten dit zo trefzeker te verwoorden.
Hoewel de protagonisten een parallel spoor volgen en zich aan elkaar optrekken en zich bewegen binnen eenzelfde spanningveld, zoekt de dichter haar eigen weg, zij positioneert zich onrustig en trekt gedreven haar eigen spoor. De ambivalentie van deze bundel valt op en dit maakt dat de dichter Darwin niet naholt, maar zijn evolutietheorie een nieuwe dimensie verleent.
Onderweg toont zij zich onzeker, wisselend van stemming, zij verwoordt de pijn van het zoeken, de blijdschap van de ontmoeting, de euforie van het grote gelijk.
Darwin en ik intrigeert mij: hoe verloopt dit tweesporenverhaal (Darwin en ik)? Of is het driedelig (Darwin, ik en de symbiose van de twee)? Het lijkt mij veeleer een samengaan in elkaar. Zijn vorm en inhoud één? Is de structuur voorspelbaar of veeleer raadselachtig? Komt hierdoor de inhoud enigmatisch over? Darwin en ik maakt het mij niet gemakkelijk. Waarom kan ik niet uitgebreid vertellen wat ik ervan vind? Beoordelen, kritisch en weloverwogen?
Welk deel van onze wereld wordt in Darwin en ik gespiegeld? Voor een gedeelte de jeugd van de dichter: toen zij voortdurend op zoek ging naar de figuur Darwin, over wie in het vrij onderwijs (waar zij naar school ging) zo geheimzinnig werd gedaan (eerst was Darwin taboe en daarna schoorvoetend vernoemd). Sinds die tijd laat Darwin Stabergh niet meer los.
Ik stel vast dat Stabergh een eigen interpretatie geeft aan de evolutieleer: het evolueren (het verlangen?) naar een ander, spannender bestaan. Beschrijft zij het leven waar zij naar hunkert? Even. En wordt deze illusie keer op keer doorprikt? Wil de mens (de dichter) niet worden opgeslokt door de anonieme massa waaruit hij voortkomt? Zijn Darwin en ik twee droomgestalten die voor de lezer opdoemen, voor korte tijd de aandacht vasthouden, sympathie en bezorgdheid opwekken, om daarna weer op te lossen (of verder te evolueren)?
Is de wereld die Stabergh creëert fake? De naam Darwin mag dan mooie associaties wekken, in de eerste plaats is het de naam van een wetenschapper. En toch geloof ik in de bundel. Ik ga mee in Staberghs ongeloofwaardige droom. De dichter verleidt mij om de droom te betreden, om te ontsnappen aan de werkelijkheid, om een ander leven te leiden. Toch blijft Darwin een anti-held: deze droom sluit.
Het kan verleidelijk zijn het leven te zien als een spel, een vorm van entertainment, maar de wereld haalt je in. Darwin en ik is een spiegeling van ons tijdvak.
In slow motion opent Ina Stabergh de gordijnen en presenteert ons haar ervaring van de werkelijkheid. Is dit haar adequaat beeld van de wereld die wij bewonen? Ik weet het (nog) niet.
Recenseren is ook onderzoeken. Mijn onderzoek vordert traag. Ik blijf dralen, blijf twijfelen. Er is veel dat onzichtbaar blijft, omdat het verdween of alleen in gedachten bestaat. Deze gedachten - herinneringen die vervluchtigen - verwoordt Stabergh niet altijd. Zij wil het niet of zij kan het niet. Hierdoor vernevelt zij ook haar ambachtelijkheid. Zij dicht loepzuiver, zij het soms rakelings langs het sentiment.
Bespeur ik hier een enigmatische verhouding tussen wat wordt gezegd en dat wat juist niet wordt verteld? Waarom vind ik zo moeilijk de samenhang tussen de twee sporen en de drie treinen?
Ina Stabergh trekt de lezer in haar dichterlijke ruimte, je kunt ook zeggen: zij creëert een intieme ruimte waarin Darwin, de dichter en de lezer elkaar ontmoeten. Darwin zette Stabergh aan tot overpeinzingen. Met haar woorden, - zelfs in hun karigheid, - slaat zij een brug tussen boven- en onderwereld, tussen droom en werkelijkheid, tussen orde en chaos, tussen verbinding en scheiding.
Haar poëzie heeft een omsluierd meditatief karakter, maar is allerminst tobberig. Dit is een verademing. De dichter “correspondeert” met een groot verlangen naar helderheid en precisie. Het zijn echter juist deze doelen die zij niet altijd haalt. Zij verbergt (gewild of niet) wat niet verborgen hoeft te worden. Deze cryptische taal en deze enigmatische metaforen storen mij, brengen mij in de war. Wat primeert in de bundel: Darwin of de wereld vóór of na Darwin? Darwin of Stabergh?
Dit is de paradox van deze bundel: toegankelijke poëzie, elegant, rustig enerzijds en de ongebaande paden naar toegankelijkheid anderzijds. Ik denk dat ik weet waarom Stabergh dit aanhoudt: om een groot gevoel van suspense op te wekken, om aan een schijnbare neutrale beschrijving een onbestemd gevoel voor drama te geven, om een sfeer van melancholie te creëren.
Deze gedichten vragen om aandacht voor het afwezige, het perifere, voor de nauwelijks waarneembare sporen van verdwenen levens en nieuwe levens, voor het leven ertussenin.
Het is een literair bijzonder geslaagde vorm van escapisme, die ons juist voor het escapisme waarschuwt. Het is een gedichtenbundel die onze aandacht verdient om meer dan alleen zijn literaire kwaliteiten.
Even terug naar de inhoud, de uitwerking van het meerdelig thema. Ik wens mij te bezinnen over (te verdiepen in) de inhoud, om zo de structuur van de bundel beter te begrijpen. Drie vraagstellingen. Primo: hoe beklom Darwin zijn berg? Secundi: met wie zit de dichter met haar voeten in het water? Tertio: wat betekent het als de dichter beweert dat zij met Darwin in bossen en woestijnen verkeert?
In het eerste deel is het oogpunt (het standpunt waarop de dichter zich plaatst bij de beschouwing van iets): de berg. Zij is gefascineerd door de bergen (hun schoonheid, vooral hun onbereikbaarheid).
Hoog
met het oog gericht
op het meer
p. 13
Van daaruit luistert, kijkt (kijkt en luistert) Darwin Hoe de berg en de mens zich/tot elkaar verhouden. Hij ziet kiezelsteentjes om huizen te bouwen met cement, hij merkt de vogel op die hangt te bidden voor de zon, de mensen die achteraf kwamen om zich te spiegelen in het water.
Darwin ziet hoe groot het geheel is/en hoe ruim de horizon. Darwin (de dichter) ziet de kracht, macht van het licht de sneeuw traag laat smelten. Samen zien zij het wisselen van de seizoenen. Zij voelen de dreiging aan van bergen, die woedend uit de aarde opstaan.
In het tweede deel speelt het water de hoofdrol. Voor Stabergh is het water, stromend of stilstaand, een spiegel.
Elke salamander trok een worm
tot drie wormen
waarvan elk
een andere kant van de rivier
ging verkennen.
p. 35
Het water huppelt als een jonge hinde. De klanken hoog/in de bergen vullen de houten kooi van het podium/gelijk vogels de kruin van een boom. Darwin (de wetenschapper en de dichter) hoort muziek, alles danst. Hij beleeft (ondergaat is onbewust) de evolutie als een muziekstuk (van Strauss). Hij hoort paarden, hij ziet twee vrouwen tussen gouden bladen van een reuzenboek hun weg vervolgen, hij vermoedt dat God zijn echo’s stuurt om alles/tussen de lijnen te houden. Darwin vindt blijkbaar geen verklaring voor het startschot: het allereerste begin (of kent eeuwigheid geen begin?). Heeft de dichter een verklaring voor het tekenen (schilderen, boetseren) van de mens?
Rode klei die zachte vormen geeft,
Elke deuk de aanzet voor een gezicht,
p. 47
In de gedichten 12 en volgende evoceert Ina Stabergh op aansprekende wijze de schepping zoals Darwin het zag. Alles komt uit het water: ook de bomen hebben/hun lied van de zee geleerd.
En toen het water terugtrok
liet het ribbels na en lege
schelpen.
Waar het water tussen twijfel
en zekerheid een dubbele lus
had gelegd, was de vis
nog even zichtbaar.
p. 58
De ultieme ontmoeting van de wetenschapper Darwin en de dichter Stabergh vindt plaats in het derde deel: bossen en woestijnen.
Ontmoette Stabergh ook Maria Reiche (Dresden, 15 mei 1903 - Lima, 6 juni 1998) op haar reis in Peru? Zij bezocht haar graf en het museum. Het belangrijkste werk van deze Duitse archeologe is haar onderzoek naar de betekenis van de beroemde Nazca-lijnen (geogliefen van dierenfiguren, geometrische vormen en lijnen) in de pampa van Nazca.
De wereld zit verborgen in bossen en woestijnen, zegt de dichter. Zij heeft oog voor het mysterie: van God en de duivel, van Roodkapje en de wolf, het labyrint (de poort naar onzekerheid).
Verbluffend mooi het gedicht 4 over een ivoren vrouw. Wie is zij? Is zij de creatie van Pygmalion die dagenlang werkte aan een ivoren vrouw (Galathea). Galathea had de perfecte schoonheid. Toen hij haar op de mond kuste, werd zij week.
De mythe van Pygmalion leidde in de middeleeuwen tot de gedachte dat perfecte vrouwelijkheid alleen kan bestaan dankzij mannelijke scheppingskracht.
…
Het verleden tot in de nagels
van de tenen.
Zelfs de zwaai van een been
dat in een driehoek ligt
van schroom en verlangen.
Tussen venusheuvel en tepelhof
van olijven het licht
dat schijnt onder een boog
van bomen op de achtergrond.
Op het altaar in de kiezeltuin
het weten dat de ingang
van elk labyrint
een poort is
naar onzekerheid.
p. 64
Een kind (kleinkind) speelt Kreisler (Liebesleid - Petite Marche Viennoise) en de dichter danst, zij springt/van het ene in het andere ritme. Zij spelen de circusprinses. Of is de dichter het kind en komt de muziek uit het Kurhaus? Herinneringen? Of verblijft de dichter nog altijd in Peru? Lees:
Wie kraste de tekeningen in de rotsen?
Op elke dag een ander dier.
…
Elkaar injecteren en
met nieuwe attributen
op wereldreis gaan.
p. 71
In gedicht 12 voert de dichter een gesprek over de evolutie met haar kleinzoon van vijf, Jente, nadat hij op school van de dinosaurus heeft geleerd (Jente is De kleine Prins).
Het onderscheid tussen de drie delen ligt niet voor de hand. De nuances ontsnappen mij of komen niet ten volle tot uiting. Eén zekerheid: Darwin en zijn evolutieleer (hoe bergen rivieren, planten, dieren en mensen uit dezelfde oerbron komen) wordt driemaal 21 gedichten lang amabile “bezongen”. De evolutie beweegt op de klanken van violen en piano, op de muziek van Strauss en Kreisler. Het onderscheid is subtiel. Heeft het te maken met de reizen (de reis?) die de dichter letterlijk en figuurlijk maakt?
Ook het spel van de getallen is mij niet duidelijk. Driemaal 21? De magie der getallen? De numerologie heeft een belangrijke plaats in de toverkunst. Ieder getal heeft een bepaalde waarde en voor velen ook een gevoelswaarde. 3 en 7 = 21 (3 staat voor creatieve mensen; 7 voor geleerde mensen). De dichter (3) sluit een verbond met de wetenschapper (7). Misschien is de verklaring veel simpeler: de dichter selecteerde driemaal 21 gedichten?
Ina Stabergh eindigt de bundel op een statement: er is stilstand en er is verandering (evolutie, groei).
Wat wij vandaag zien
zien wij over duizend jaar.
Elke woestijn is anders
zoals elke mens verschilt.
p. 81
Ina Stabergh blijft trouw aan haar eigen manier van poëzieschrijven, ze heeft geen boodschap aan veel uiterlijk vertoon (hoewel haar stadsdichterschap daar voor enkele jaren verandering in brengt) of aan de trends in de poëzie, ze laat zich niet beïnvloeden door de smaak van het moment, ze blijft haar eigen koers varen. Zij schrijft in een zuivere en eigen stijl in hoofdzaak over mens en natuur. Haar verzen brengen naast herkenning vaak ontroering over.
Ina Stabergh is ongetwijfeld een van de betere dichters in Vlaanderen en Nederland.
Thierry Deleu
Ina Stabergh, Darwin en ik, Uitgeverij de Brouwerij Maassluis, 2009, ISBN: 978-90-78905-33-2
Lees de reacties op het forum e/of regaeer, klik HIER