Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de bundel
Verlegen land
gedichten
Jan Kleefstra
Dit is alweer de vijfde bundel van Jan Kleefstra bij uitgeverij Aspekt. In tegenstelling tot zijn vorige bundels is er niet een vast thema. Wel zijn er steeds herkenningspunten en veel metaforen tussen de natuur en de mens. De natuur is bezield en de mens steeds minder, lijkt het wel in deze bundel. Ook is de bundel soms wat somber (of is het serieus) van toon?
Het zijn de gunstelingen maar
die in het afgietsel van de vergeving
menen dat de nacht niet bestaat
dat vloed vanzelf het achtergebleven gerucht
uit de monden van de wakkeren spoelt
ik kruip steeds dichter naar de weg
zal mezelf in de slootkant verstoppen
een steen op de buik leggen
Een mooi vers. De gunstelingen hebben door hun opstelling en hun onterecht optimisme de realiteit uit het oog verloren. En de wakkeren, de groep van critici en mensen, die zijn blijven nadenken over de rampspoed die zich over de aarde verspreid, worden niet serieus genomen. De dichter kan het nauwelijks nog aan en: kruipt steeds dichter naar de weg. Wil hij ontsnappen? Wil hij zich verstoppen, van de boze wereld afkeren? Of verdwijnen, door een steen op zijn buik te leggen. De wereld weegt te zwaar.
Ergens eindigt de sneeuw
en begint de zee
nooit vanzelfsprekend
met ruwe streken besmeurd
misschien wel is de wind haar toegewijde bedelaar
die op de rand van afgoderij een zware balk
naar de liefde zeult
of wilde dromen temt
en strandt op een fluistering
het wachten is op de zon
waar nog ietwat sneeuw dwarrelt
vanwaar de zee begint
Geheimzinnig hoe het gedicht begint, de sneeuw is weg als de zee begint, in de vloedlijn dus. We kunnen dat scheidsvlak maar moeilijk traceren. En dan komt het in de derde strofe, dat is de schuld van een bedelaar, de wind namelijk. Het is een hij en hij zeult een zware balk naar de liefde. Is hij wel zo zuiver? In de volgende strofe temt hij wilde dromen, maar strandt hij op een fluistering. De zon laat de laatste sneeuw smelten en we zien gewoon weer de zee in al haar pracht. Mysterieus, dit vers. Bij de toegewijde bedelaar dacht ik ook aan Christus.
Dat riet hoger bloeit dan gras
de vink eenvoudiger leeft dan de leeuwerik
ik heb met argwaan
een struik uit elkaar geklauwd
de voorzichtige inkepingen afgewacht
om het leed op te lossen
uit het water
een paar blauwe lippen gestolen
De natuur doorgronden. Riet wordt hoger dan gras. Waarom? En als ornitholoog weet Kleefstra - als geen ander - dat de vink eenvoudiger leeft dan de leeuwerik. Maar hij begaat een fout, wil in een struik kijken. En bezeert zich daarbij. De blauwe, verkoelende lippen van het water schenken de gewonde verkoeling. Trefzeker.
En ook al is deze bundel gevuld met gestroomlijnde poëzie. Ze zijn nergens hermetisch, de mooie verzen. Waarom heeft Kleefstra niet al lang alle literaire prijzen in Nederland in de wacht gesleept? Dat zegt veel over Nederland. Wat een fraaie bundel.
ISBN 9789463389273 | Zachtcover |72 blz. | Uitgeverij Aspekt | augustus 2020
© Karel Wasch, augustus 2020
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER