Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de bundel
Het langzaam voorovervallen
gedichten
Alja Spaan
Alja Spaan (Sint Pancras, 1957) schrijft vanaf haar elfde dagelijks (zowel proza als poëzie), was van alles maar vooral creatief. Haar huis in Alkmaar werd Atelier 9en40 waarin ze tot 2013 kunst- en poëzieprojecten deed. Onder die naam gaf ze anderen en zichzelf uit. Ze verscheen ook in verzamelbundels maar werd bekend door de Turing Gedichtenwedstrijd 2015.
Naast het schrijven organiseert zij Reuring, een taal-platform in Alkmaar. Zij is voorzitter, coördinator en redacteur bij het literaire e-magazine Meander en tevens verbonden aan het Dagboekarchief. Ook is zij bestuurslid en dichter bij de Eenzame Uitvaart Alkmaar. De bundel Misschien moet alles eerst op tekening hersteld (Watervis, 2017) vormt haar eigenlijke, volwaardige debuut als dichter. Het jaar erop verscheen Tegen het vergeten en voor de behoedzaamheid (In de Knipscheer, 2018). Losse Honden is de meest recente bundel (Aspekt, 2021). Een optreden van Joost Prinsen (Oudejaarsavond, 2020, Matthijs van Nieuwkerk) maakte haar gedicht geen rijmwoord voor populair.
Vanaf 8 april 2006 publiceert ze elke ochtend een gedicht op haar website, https://aljaspaan.nl Nu ligt er eindelijk een mooie nieuwe bundel. Het langzaam voorovervallen. Gedichten, die tot stand kwamen tussen 2019 en 2021, ze las toen wekelijks voor aan ouderen en een paar karakters uit die tijd, spelen een rol in deze bundel. Ze worden dan aangeduid als Mevrouw V. of meneer D bijvoorbeeld.
op mijn tenen om in de armen te passen Mevrouw V. is ouder dan zij had willen worden en niet doof, incontinent of van een rolstoel afhankelijk,
bovendien kan ze nog zo vertellen hoe haar verboden werd te zingen, ooit, toen, eens, omdat ze alle partijen vals
zong terwijl ze zelf dacht een nachtegaal te zijn en eventueel op te stijgen. Ze schoot in de lach maar dat
deden we allemaal. Mevrouw K. begon over haar te dikke benen zodat ze niet op ballet mocht, mevrouw R. kon
alleen maar rechtdoor schaatsen en niet met opwaaiend rokje een kür afmaken en de heer L. wilde heel graag
en dacht dat ook te doen, de sax spelen als geen ander, hem werd vriendelijk gevraagd het instrument in te leveren. Maar
het hardst werd gelachen om het meisje met de platvoeten en wiebeltenen dat juist niet haar evenwicht verloor.
In de eerste zin wordt de toon gezet, Mevrouw V. is ouder dan ze had willen worden. Misschien begrijpelijk, want we horen dat ze incontinent is, doof en ook nog in een rolstoel zit. Er wordt gepraat over het verleden in de voorleesgroep, de ene vertelt over haar dikke benen zodat ballet er niet in zat en een man kon geen saxofoon spelen en moest zelfs de saxofoon inleveren. Alle verhalen over gemiste kansen, onmogelijkheden, maar met een lach.
Het gesloten huis
De heer P. is jarig. Eerst loopt hij langs ons en keert zich af, de zaal te vol naar zijn zin, zijn plaats bezet en hij
te bescheiden. Dan zwenkt de deur open en zingen wij en hij zingt mee want anders voelt het raar, anders
krijgt hij zomaar een hulde voor iets dat hij niet deed want leven gaat niet vanzelf en soms niet van harte.
Mevrouw de B. hangt voorover en tikt met haar kin tegen het bord op haar rolstoel, behalve verslikken doet zij niets, terwijl mevrouw V. me vertelt hoe ze haar spiekbriefje op haar blanke dijen schreef, vroeger. Ze moest
in rok op school verschijnen, vandaar. Ik denk aan de schrijver die ik voorlees, een dwarse man die zich een
loensende leraar herinnert. Ik mis hem. Lastige mannen, zegt mevrouw Z., daar houd ik van. Alle vrouwen knikken.
Voor de heer P. is zijn verjaardag een bezoeking. De zin eindigt weer mooi dat hij niet van harte leefde. Een typische observatie van Spaan. Ze registreert en oordeelt nimmer. Daardoor krijgen de verhaaltjes, want dat zijn het, iets speels. Ze herkent ze als je een bejaardenhuis bezoekt. Een herinnering aan een spiekbriefje kan voor een oudere opeens belangrijk zijn. Veel ouderen leven in het verleden. Open einde en inwisselbaar
De heer D. zegt dat hij normaal liever televisie kijkt maar dat ik het heel aardig doe terwijl mevrouw de B.
meent dat het wel wat harder kan, ‘schreeuw het maar uit, meissie’ en niet vanwege het portie leed
dat ik voor hen in leuke verhaaltjes vat maar omdat ze hartstikke doof is. Ze schuift zelfs door tot naast mij zodat mevrouw V. haar vaste plek kwijt is, de heer R. onthutst de verkeerde hoek neemt, mevrouw Z. van de
weeromstuit naast mevrouw T. belandt die ze echt liever niet ziet (zou ze aan de etenstafel zitten, ze kreeg geen
hap naar binnen) en de heer W. in de andere zaal plaatsneemt waar dames verontwaardigd doorgaan met
haken, breien en kletsen vooral. ‘Mevrouw de B.!’ willen we roepen maar ja, dat hoort ze nu eenmaal niet.
De kleine drama’s die zich bij bejaarden ontrollen. Een man die liever tv kijkt dan naar verhalen te luisteren, een bijna dove vrouw en mensen in die kleine gemeenschap, die niet naast elkaar willen plaats nemen Alja Spaan laat ze de revue passeren, ze komen in de zinnen tot leven. Het 53 cursiefjes behendig gemaakt door een liefdevolle dichter. Een eerbetoon aan deze bejaarde mensen.
ISBN 9789464757-09-5| Softcover | 62 pagina’s | Uitgeverij P | september 2023
© Karel Wasch september 2023.
Recensie, geschreven door Karel Wasch, over
Wat maakt een gedicht goed?
Diverse auteurs Alja Spaan (samensteller)
De (bijna-) eeuwige vraag: Wat maakt een gedicht goed? heeft de gemoederen in redacties van literaire bladen, bij dichtersbijeenkomsten en schrijfgroepen al lang beziggehouden. Het zal de lezer niet verbazen dat er geen eenduidig antwoord op te geven is. Des te moediger van initiatiefnemers, de mensen achter poëziesite Meander om een aantal poëten (bijna 80) aan het werk te zetten met deze werkvraag. Dit resulteerde in kleine stukjes tekst die regelmatig werden geplaatst op de site en nu in een fraai boekwerkje gepubliceerd zijn. Een rijk palet aan dichters, kunstenaars, filosofen, docenten, recensenten en publicisten passeert de revue. Kees Godefrooij, David Troch, Edith de Gilde, Koos Hagen, Inge Bak, Hannie Rouweler, Annet Zaagsma, Paul Roelofsen, Frans Terken o.a. zij allen zijn van de partij. Maar het zou onrechtvaardig zijn alleen hun aanwezigheid te noemen, er is veel meer te genieten op deze zoektocht. Want het is duidelijk een worsteling en een zoektocht tegelijk, waar we getuige van mogen zijn.
Zo vinden we bijvoorbeeld het antwoord van dichter Jeanine Hoedemakers op blz.36. In citeer:” In het betere gedicht staat geen woord teveel. Het taalgebruik is beeldend, origineel en ongekunsteld, er is voldoende ruimte voor eigen interpretatie. Alles klopt in en aan het gedicht. Het verrast en overtuigt. Gelaagdheid is een belangrijk kenmerk van een goed gedicht, evenals het subtiel- of juist uitbundig-gebruik van binnenrijm of herhaling.” (..)
Dichter Paul Roelofsen pakt het anders aan hij geeft een opsomming:
1.dat het ontwapenend is
2. dat het schaamteloos is
3. dat het verrast
4. dat het raadselachtig is
5. dat het wakker schudt
6. dat het zowel schoonheid als kracht uitstraalt
7. dat het raakt in hart en hoofd
8. dat het licht schept in wat taal vermag
9. dat het ironie en spot niet schuwt
10. dat het in Koedijk geschreven is
Stelling 10 is nogal aanvechtbaar maar deze getuigt wel van humor. Na deze opsomming volgt een gedicht van Roelofsen zelf waarschijnlijk in Koedijk geschreven. Kamiel Choi is naast dichter ook filosoof en dat kunnen proeven in zijn woorden: “Een gedicht is goed wanneer de taal lijkt te toveren. Het hangt dus ook van de lezer af of een gedicht goed is Kunnen we met de abstractie van een ideale lezer een objectief criterium benaderen?” (..)
Debby Hertsenberg wil bevestigd worden in haar gevoel. Veel schrijvers in dit boek hebben het over gevoel voor een gedicht. Gevoel voor de inhoud, gevoel van herkenning, gevoel voor de schoonheid. Elbert Gongrijp vergelijkt een goed, aangrijpend gedicht met muziek. En volgens hem moet het gedicht tot de verbeelding spreken. En E. Brocatus komt tot de slotsom dat het volmaakte gedicht niet bestaat, maar dat dichters altijd op weg zijn naar dat ene volmaakte vers, dat er vervolgens niet komt.
Veel stukjes met vaak een originele kijk op de vraag. Ko van Gemert, Geert Zomer, Hettie Marzak om er maar weer een paar te noemen dragen op geheel eigen wijze hun steentje bij.
Dit boek is een leuk hulpmiddel om te kijken wat de lezer er zelf van vindt. Wat vinden we zo mooi aan een vers of zo lelijk of is er regelrechte plagiaat gepleegd. Wat dat betreft een wegwijzer meer dan een oplossing. Waardevol en een prima initiatief van Meander!
ISBN 9789082986563 | Softcover| 83 pagina’s | Meander| mei 2023
© Karel Wasch juni 2023
Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de bundel
Losse honden
gedichten over de omgeving, veraf en dichtbij
Alja Spaan
Alja Spaan (1957) schrijft iedere dag gedichten. Haar bedrevenheid is te prijzen. Ze organiseert de Reuring-bijeenkomsten in Alkmaar, waar talent en gearriveerd hun bundels presenteren, vaak afgewisseld met live muziek. Dat is in tijden van corona geen sinecure. Ook publiceerde Spaan al meer bundels o.a. Misschien moet alles eerst op rekening hersteld (2017) en Tegen het vergeten en voor de behoedzaamheid. (2018).
Nu is er dan haar zesde bundel. deze ruimte
Hoe je als kind dacht dat het nieuwe jaar echt een ander was als het vorige, een beetje zoals je zonden vergeven
en op je knieën liggend het voldoende zou zijn je jurk af te schuieren en voortaan je best te doen of later,
iets groter, elke maandag een nieuwe start werd terwijl het doel steeds hetzelfde was, geluk immers of
gemak en de hand van een vader op je hoofd of dit keer de kleur blauw voor het zelfgemaakt vestje, lichter
dan gisteren, de sprong kunnen maken in het wiebelend touw, net zo te kunnen giechelen als hen alsof
werkelijk sprake was van kansen, geloof, groei, vaart, beloning, en een delen van de toekomst die, in ieder geval in
je dromen, buiten deze ruimte lag die hoewel steeds een beetje groter, nog steeds de afmeting had van een tuin.
Dat herinneren we ons allemaal. We leven in een vaak gelukzalige wereld als kind, waarin de kleinste dingen ons geluk kunnen bepalen. De hand van je vader op je hoofd of de gedachten, die absurd waren maar magisch. En Spaan zet dat behendig neer en teder.
op de luidspreker Rond zevenen is er nog een ruzie op de hoek van de straat, om acht uur knetteren er nog twee brommers, om
kwart over negen klinkt een knalletje en zoeft een enkeling door de geluidsbarrière, daarna valt de stilte
als voorgoed in. Alsof het gesneeuwd heeft maar dan zwart, alsof er een deken ligt maar dan over het hoofd,
alsof die laatste voorbijganger alles meegenomen heeft, ogen dicht dan en morgen pas kijken. In de vroege
ochtend blaft zelfs geen hond. Op het venster verschijnen druppels die je niet hoort. Zelfs het zachte zuchten
blijft uit. De lege stad doet eindelijk denken aan het weiland verderop maar dan zonder de geuren, een
oneindige vlakte zonder piepend hek of beesten maar met een beloftevolle damp boven het veld.
Een typisch Spaangedicht. Alles lijkt zo normaal, maar ondertussen gebeurt er veel. Geluiden van de stad. Dieren, brommers en een heuse ruzie met lawaai van schreeuwende mensen. Maar uiteindelijk ook weer de stilte. De beloftevolle damp boven het veld, laten een beeld zien van voor het lawaai en eigenlijk een beeld zoals we dat graag zouden zien.
een kromgebogen niets
Stilaan gaan we iemand en iets missen. Een kat die zich oprolt in je schoot, bij elk te openen blikje reageert, speels uithaalt als je langsloopt of met een sprong iets voor je vangt. Een kind die nog een vraag
stelt en met de tong uit zijn mond je een briefje schrijft. Het geld onder de fruitschaal van een bezorgde
minnaar. Het getoeter van je vaders auto bij elk vertrek terwijl hij nog zo gezegd had niet te zullen claxonneren.
Het verstoppen van paaseieren. Het uitleggen dat er geen Haas is. De melodie van de mooiste psalm. De kleur haar
van hem. Een zusje waarvan je de arm moet kriebelen tot ze in slaap valt. De duim in je mond. Het
koude van een laken dat buiten droogt terwijl het vriest. Het hooi van een zomer. Het hek open. Toch het haasje.
Een terugblik, zoals alleen Alja Spaan dat kan. Kabbelend wiegend, liefdevol de beelden voortoveren, zoals bijna niemand dat kan. En ook de betovering niet verbreken. Nuchter de magie van de herinnering vasthouden.
Alja Spaan is er weer in geslaagd een prachtige bundel te schrijven, een vergezicht. Een panorama van haar eigen ziel. Dat is een hele prestatie, maar voor de lezer een ervaring om niet snel te vergeten.
ISBN 9789464248920 | Paperback | blz.55 | Uitgeverij Aspekt | oktober 2021
© Karel Wasch, december 2021. Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de bundel
tegen het vergeten en voor de behoedzaamheid
gedichten van
Alja Spaan
Alja Spaan (1957 Sint Pancras) is een creatieve duizendpoot. Haar huis in Alkmaar werd Atelier9en40. Daar deed ze tot 2013 kunst- en poëzieprojecten. En eigenlijk doet ze dat laatste nog steeds. Ze organiseert in café Koekenbier in Alkmaar haar Reuring-middagen met muziek en veel poëzie. Maar ze schrijft als sinds haar elfde poëzie en dat nog wel dagelijks. Nu ligt er een mooie bundel verzen bij In de Knipscheer.
Rechtop
Er is dat niets. Het ligt nog in mijn bed zo halverwege het midden, schuil onder de lakens, het
zit nog aan mijn tafel, rechts van mij, het draalt nog om mij heen terwijl het mijn hand pakt, het
komt voorbij mij. Soms kan ik er doorheen prikken, het uit elkaar trekken zoals je een pijltje door een hartje langer maakt, af en toe overvalt het mij, zwaar en lastig ligt het dan op mij, zoals hij dat doet. Vaak ook is het de mist tussen de weilanden en het kalme water, ik moet wel fietsen om warm te worden, de dorpen rijgen zich niet vanzelf aan elkaar, even zo vaak is het een doodlopende straat in deze stad. Een dode hond onderaan de boom, zwart in mijn ooghoek, een regel uit een psalm, iets van vroeger.
Het eerste gedicht uit de cyclus Vergeten. Het zijn flarden herinnering, die nu in het brein van de dichter een eigen leven zijn gaan leiden. Het zit nog aan mijn tafel. Dat kennen we, een persoon, echtgenoot, kind, dat er vroeger was, maar nu zijn ze er niet en worden een het. Maar het kan ook mist tussen de weilanden zijn, kortom iets in de natuur, dat indruk op ons maakte. En in de laatste regels zijn het een dode hond of een regel uit een psalm. Al deze herinneringen zijn het leven, of het nu geluiden, beelden of gevoelens zijn en zorgen er überhaupt voor, dat de hoofdpersoon Rechtop blijft doorgaan. Vreemd genoeg kan je dit woord vertalen als straight up, maar ook als straight forward, in het Engels. Dus rechtop blijven, maar ook rechtdoor gaan. teneinde te kunnen vliegen
Als ik in de ochtend niet begin met mijn gedicht, is de dag zoek en waar ben jij, waar ben jij
en als ik de avond niet sluit met mijn aantekening, is de dag verdwenen zoals jij en ik,
waar ben ik dan gebleven en waar dan de blik overzee, het grensoverschrijdend reizen vanuit dit
vierkant bestaan, waar dan de vogels en het ruisen van de bomen, waar dan de mensen. Zoals ik
jong, geknield, of ernstig vast mijn handen hield en hen noemde en hun betekenis en als laatste dan,
als laatste mezelf en nooit precies wist waarvoor, slechts in haar opsomming geloofde en het herhalen van,
om niet te vallen tussen beddenrand en koud zeil, de aarde nog altijd plat en het water stijgend.
Uit een andere cyclus Tegen komt dit gedicht. Een gedreven dichter, die de dag begint met het schrijven van een gedicht en besluit met een aantekening. Het doet me denken aan de dichter Rainer Maria Rilke (1875-1926) die tegen een jonge dichter zei op diens vraag wat je nodig had om een goede dichter te worden: ”Als je zonder het schrijven van verzen zou sterven, dan pas ben je in de wieg gelegd een goede poëet te worden!” Ze draait het perspectief in dit gedicht handig en behendig om. De blik overzee, de vogels het ruisen van de bomen, ze zijn niet de inspiratiebron tot het schrijven van een gedicht. Nee, wanneer de dichter geen gedichten schrijft kan hij ook niet genieten van deze zaken.
En in de laatste strofen is de dichter terug bij de overgave van een kind, een kind dat zij zelf ooit was. Ze ging bidden of alles overdenken en werd duizelig van overgave, zodat ze bijna omtuimelde. Tuimelt niet iedere goede dichter bijna om van overgave? Schitterend, ook dit vers.
een rechtspersoon
We zouden zijn gaan varen. Onderweg had iedereen gegroet. Hij kon sturen met
één hand slechts, de ander onder mijn shirt. Er zou een inham zijn waarin
hij vakkundig de boot zou steken. De open deuren zouden dezelfde lucht toelaten
die heden buiten hangt. Zwaar van broeierige regen, seringen die tot op de grond
slepen of bomen die treurig opzij vielen. Het gras lichter. Bij het opstaan de verte
door de patrijspoort, zijn handen daarenboven en heel lichtblauw de frisheid van
nieuwe morgens. Natte voeten buiten en alle vogels in hetzelfde weiland.
De rechtspersoon is hier de persoon, die de dichteres stuurt en verleidt op zijn boot. Hij is de kapitein. En nu herinnert zij zich deze gebeurtenis. Niet alleen door aan de boottocht terug te denken, maar als een kind. De luchten en geuren van broeierige regen. : Let op hoe mooi broeierig is ingevoegd. De natuur als geheugensteun. Knap. En de boottocht eindigt zoet, lieflijk, alle vogels in hetzelfde weiland.
Het is verbazingwekkend en hoogst zeldzaam, dat in deze bundel geen enkel zwak gedicht voor komt. De cycli, het zijn er vier, zijn strak opgebouwd en bijna logisch in hun complexiteit. De 69 gedichten hebben steevast dezelfde vorm. Twee regels, witregel. Steeds zeven regels van twee versregels gevolgd door wit. Bladzijde na bladzijde. Maar het de vorm van Alja Spaan en ze kan in deze vorm veel, bijna alles. Wat een bundel! Men leze!
ISBN 9789062656626 | Softcover | 89 pagina’s | Uitgeverij In de Knipscheer | november 2018
© Karel Wasch, 20 november 2018 Lees de reacties op het forum en/of reageer HIER
Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de dichtbundel
Misschien moet alles eerst op tekening hersteld
van
Alja Spaan
'Alja Spaan (Sint Pancras, 1957) schrijft vanaf haar elfde, zowel poëzie als proza', lezen we op de eerste bladzij van deze bundel.' Ik vraag mij af, waarom uitgevers dat soort mededelingen op de bundel zetten, de laatste tijd. Zou men bedoelen, dat hoe langer iemand al aan het ploeteren is, des te mooier de gedichten worden? Ik geloof niet zo in die stelling. Bij Alja Spaan is echter wel sprake van doorwrocht dichtwerk, waar hard aan gewerkt is en dat springt onmiddellijk in het oog. Dit is haar debuut. Verder is ze de drijvende kracht achter Reuring literaire salons in Alkmaar en ze doet dingen voor Meander, de site die zoveel poëzie doet. De fraai uitgegeven bundel, is verdeeld in vier hoofdstukken Opnieuw is de stilte oorverdovend, Alle portretten zijn levend geworden, Kokette neigingen en Ze is altijd nog bereikbaar. Er staan maar liefst 62 gedichten in deze 4 hoofdstukjes.
KRASSEND Elke ochtend is de lucht leeg. Zoals de vogels wegwaaiden, zo stelt zich het noodlot
voor. Wij hen. Hoe zich te behoeden. Bij elk oversteken de vingers recht zodat
ze passen in elkaars hand. Trucjes die we elkaar leren. Bovenop het maanlicht
bedelaars, meisjes van plezier, centenvangers, de laatste zon, willen we niet
allemaal hetzelfde. Voel hoe warm de huid daar ligt. Voel aan die kracht het
lijf dat volgt. Voel hoe we samenvallen. De uiteengereten overkant de grensstrook.
Daarachter dan. Daar zijn ze. De kwetterende beestjes in lichtgevende bomen.
Uit het eerste hoofdstuk is dit vers, een dreigende sfeer, het noodlot zelfs, dat zich aandient en toch de mens, die zich ertegen teweer stelt. Of zijn het mensen, meervoud? Er staat: Voel hoe we samenvallen. Maar dat kan ook één mens zijn dat eindelijk met zichzelf samenvalt. En zo is het in alle verzen in deze bundel, niets is wat het lijkt en alles is wat het zou moeten zijn. Diepte i.p.v. oppervlakte. Beelden verdringen de raadsels. De raadsels blijven zoals in alleen zeer goede gedichten. Wat zijn bijvoorbeeld: De kwetterende beestjes in lichtgevende bomen? Ze zijn er plotseling. Komen ze de hoofdpersoon redden? Hem ontmaskeren? Zetten ze hem/haar op aarde terug? Dat mag de lezer zelf bepalen.
EEN ANDERE KANT Alle lengtes zijn ingehaald, behalve de mijne. Alle portretten zijn levend geworden behalve
de zijne. Mijn vader tekende bij voorkeur paarden, koeien, uitgemergelde exemplaren,
hazen in de kantlijn, fietsen, auto’s en een enkele vrouw met aanmerkelijk betere
knieën dan het blokje dat ik maakte tussen ballonkuit en marmeren zuil. Ze bleven
bloot terwijl ik een plooirokje probeerde. Alle schaduwen zijn weg.
Vogels stijgen opnieuw op, landen evenwel nu in het natte gras tussen
zijn lijf en het hare, ze heeft haar rok keurig tot over haar knieën getrokken.
In Alle portretten zijn levend geworden treffen we dit prachtige gedicht aan. Let op de fraaie overgang tussen de portretten, die levend zijn geworden en het portret van de vader dat doods blijft, maar waarna blijkt, dat hij tekende en dat het zijn portretten zijn, die niet tot leven zijn gekomen. En aan het eind ziet ze een meisje naast haar vader zitten. Is dat getekend door haar of wellicht door de vader? Of was het een beeld uit de herinnering. In hoeverre helpen afbeeldingen ons niet altijd aan herinneringen, vooral als ze door naasten zijn gemaakt? Of komen ze nooit meer tot leven, die afbeeldingen van herinneringen of van de harde realiteit?
BEREIKBAAR Wat voorhanden ligt, blijft daar: de maan net om de hoek van het huis, hangend
tussen natte takken, zwarte reikhalzende armen; het zingend kind van wie de echo
in het lege huis tot in mijn bestemming dringt; mijn vakantievierende zelf, het
ontdekken van alles wat onder het gras geschoven opnieuw ging leven; rust die
mijn handelingen zangerig maakte alsof ikzelf van grote hoogte toekeek, zag dat
het goed was. Misschien is er alleen dat laatste nog: toekijken maar nooit zeker weten of
iets naar behoren is, er in ieder geval naartoe schrijven, tot zwaaiend toe.
Het mooie van dit gedicht is , dat allerlei zaken moeiteloos op één hoop gegooid worden, die bereikbaar zouden zijn: de maan net om de hoek, zwarte reikhalzende armen, mijn vakantievierende zelf, Maar aan het eind van dit indrukwekkende vers is er toch de twijfel, die iedere goede dichter moet bekruipen. Misschien is er alleen dat laatste nog: toekijken maar nooit zeker weten (...) En in de laatste regel schrijft ze zwaaiend toe naar het onbereikbare. Let op het gebruik van dat sleutelwoord! Zwaaiend om dat het juist onbereikbaar is, in het voorbijgaan ergens naar zwaaien, zwaaiend van de alcohol of gewoon zwaaiend omdat de dichter er niets mee te maken wil hebben. Schitterend!
LICHT BRIESJE Het keuren van mijn spullen gebeurt in lange halen: lange benen stappen de trap op en noteren
het kind dat achterblijft, de kasten die gesloopt en zijdelings omhoog gehesen dienen,
de sinaasappeldozen die in zijn geheel in handzame van grepen voorziene broers komen of
mijn laarzen die tegengehouden door strik en band de paar kilometers gaan afleggen.
Alles heeft zijn prijs. Dan delen we een zus, een moeder, de School met de Bijbel en
het dorp, de eerste koffie ’s morgens. Hij draagt nu een pak, een pen en notitieblok maar straks
de grijze stofjas, mijn leven, de thermoskan, de tien boterhammen en mijn vlucht.
Drama, onder de misleidende titel Licht briesje. Dozen worden doorgegeven en kasten gesloopt. Het kind staat er wat bedremmeld bij. waar gaat de reis naartoe? In mijn optiek komt ze in een ander dorp terecht, maar misschien ook bij een ander gezin. Er staat immers: Dan delen we een zus, een moeder, de School met de Bijbel. Tussen de regels door lezen we dat het briesje zal overgaan in een storm want aan het einde staat er dat er een vlucht beraamd is, door het meisje? Raadselachtig!
Alja Spaan heeft een prachtige bundel afgeleverd met bijzonder fraaie gedichten. Gelaagde gedichten, soms mysterieus, vaak gevoelig, altijd trefzeker. Het is duidelijk, dat er een zeer begenadigde dichteres aan het woord is. Andere zeer fraaie verzen vond ik: Het warme huis, De stappen en Onder je gewicht. Maar eigenlijk zijn alle verzen in deze bundel de moeite waard. Een prestatie om trots op te zijn!
ISBN 9789490035075 | Paperback | 75 pagina's | Uitgeverij Watervis | januari 2017
© Karel Wasch, 10 februari 2017 Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
|
|
|