van Peter Theunynck*
Peter Theunynck begon pas begin jaren ’90 met het schrijven van gedichten. In 1997 verscheen bij Manteau, op aanbeveling van Hans Vandevoorde, zijn debuutbundel Berichten van de Panamerican Airlines & Co. In 1999 publiceerde hij de dichtbundels De bomen zijn paars en de hemel (1999) en Man in Manhattan (2003). In het najaar van 2005 kreeg hij voor Man in Manhattan de Poëzieprijs Gerard Michiels toegekend. Voor diezelfde bundel werd hij ook genomineerd voor de Vijfjaarlijkse prijs voor poëzie van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) in Gent. “Peter Theunynck weet met zijn gedichten ervaarbaar te maken wat achter de façades van clichébeelden schuilgaat. Zijn hecht gecomponeerde bundel bevat alles wat goede poëzie zo aantrekkelijk maakt: taalmuziek, schitterende beelden, precieze observaties. Het is de poëzie die zichtbaar maakt wat we niet kunnen verklaren,” schreef de kritiek toen.
Bij de Wereldbibliotheek verscheen zijn nieuwe bundel Traangasmaatschappij (2006). De dichter maakt een reis door de nacht die uitmondt in een vuurwerk van liefde en nieuw vitalisme. Aangrijpende gedichten over leven en dood. Hij overstijgt zelfs het niveau van Man in Manhattan.
Deze gedichten zijn - althans voor mij - de beste die ik tot op heden heb gelezen van jonge dichters van de lage landen bij de zee.
Traangasmaatschappij bestaat uit zeven grondthema’s: Vluchtroutes, Afdalingen, Nederlagen, Vormen van afstand, Overlevingsstrategieën, Liefdesverklaringen en Perspectieven.
Peter Theunynck is een expressionist, ja toch, maar gelouterd, niet verkrampt. Het landschap dat hij nauwlettend observeert enerzijds en er anderzijds innerlijk door wordt beroerd, gebruikt hij om zijn herinneringen en zijn gevoelens kleur en invulling te geven. Hij strooit bijna achteloos - en dit maakt hem zo aangrijpend als dichter - met originele sfeer- en kleurrijke beelden, vergelijkingen en associaties. Ook in de ingetogen klankkleur van zijn woorden hoor je de muziek krachtig opklinken. Vormtechnisch en in toon en sfeer zijn er in Traangasmaatschappij inderdaad heel wat bewegingen waar te nemen.
Beamers Klimt in de twijgen een zonderling licht. Gloeiende as brandt een gat in de lucht
Trekt zich met biddende vingers naar boven.
Wasbleek het onderlijf van de ochtend.
Dan slaan de heuvels de hand aan hun baby’s.
Beamers gooien Giotto tegen de hemel.
Van neten blinken de halmen. Merels
Nemen het zo nauw niet met de lauden.
Weg Dit is een afgesneden weg. Er staan geen mensen langs
te wuiven of te wachten. Hoge bomen vangen er geen vogels. Wortels
zuigen geen vocht uit de stoep. Het voorjaarsgroen ligt hier aan het infuus.
Over de weg glijden zeven zwarte wagens langzaamaan een onverschillig land in.
Het stinkt hier naar de rubberfabriek. Iemand deelt lachend de fijnste roetdeeltjes uit.
Iemand schuimbekt, valt stil. Hier houdt geen pomphouder het langer dan een maand.
In “Vormen van afstand” verrast mij het gedicht “Zeggen”. Enerzijds omdat ik in de jaren ’70 een sterk gelijkende vingeroefening maakte in mijn bundel Staalkaart en anderzijds omdat hieruit blijkt dat Peter Theunynck het experiment niet schuwt en gepassioneerd zoekt naar “een vorm van afstand” voor zijn dichterlijke inspiratie.
Zeggen Niets zeggen.
Niets zinnigs zeggen.
Niets zinnigs zeggen te weten.
Niets zinnigs weten te zeggen.
Niets weten te zeggen.
Niets zinnigs.
Niets.
…
Niets zinnigs.
Niets zeggen.
Niets.
Mooie bundel.
Thierry Deleu
* Peter Theunynck, Traangasmaatschappij, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2006.