Herman de Coninck (1944-1997)
Mooie website over Herman de Coninck, klik HIER
Deze gedichten zijn geplaatst met toestemming van de erven de Coninck en Manteau
Envoi Als ze het maar zien zou, zien wou – Wat is er nog te kort, vroeg God zich af, die zesde dag. Het was allemaal te hard, Adam, het had te snel moeten gaan. Er moest minder fel geheugen bij. En glimlach. Of was dat hetzelfde ? En waarvan maak je dat ? Niet van lichtzinnigheid, maar van alles weten en het heel erg vinden, en daar rustig van zijn. En God vond mededogen uit. En vervolgens twee armen om het in te doen, wat al niet, klaarkomen, huilen, onbenullig, overbodig zijn. Toen rustte Hij en dacht: wat heb ik nou nog nodig ? En toen schiep Hij twee ogen. – Opdat ze hem zou zien terwijl hij stierf. Opdat hij eindelijk zou mogen. Herman De Coninck Uit: De hectaren van het geheugen, Manteau, 1985
Het liefste wat ik heb is elf geworden. Feestje. Daarna ging het liefste wat ik heb naar huis met het liefste wat ik had. Het kleine meisje met het grote. Ik met mezelf. Zo vrolijk. Want het is goed om ooit iets te hebben gehad. Het is beter dan nooit iets te hebben gehad. Herman de Coninck uit: Enkelvoud, De Arbeiderspers 1991
Met niets. Lente. Bijen. De letter z is ontsnapt. Grassprietje tussen mijn tanden is niet van mij, liedje ook niet, handen in zakken wel. Met zee. 's Avonds is de zee één vuurtoren hoog maar zo breed als vergeten. Met benieuwdheid. Het is twee minuten voor nu. Ik ontbied dit moment. Ik trek even aan mijn sigaar en zeg: Wel? Herman de Coninck uit: Enkelvoud, De Arbeiderspers 1991
Melkweg Je kunt in de wei uit een melkweg van wit één takje fluitekruid plukken om thuis in een vaasje te zetten en van dat takje één twijgje afbreken en daarvan één steeltje en daarvan één bloempje en van dat bloempje één pointe van het godganse pointillisme. Nee, dat kun je niet. Herman de Coninck uit: Enkelvoud, De Arbeiderspers 1991
VerlanglijstjeGeef me Nescio en Tsjechov, oude boeken. Geef me na mijn zoveelste kale reis iemand die mij twee haren uittrekt en glimlachend zegt: je wordt grijs. Geef mij alles en zeg: het is niets. Geef me niets en zeg: dat is alles. Geef me mijzelf, geef me jou. Ik heb gezocht naar wist ik maar wat. Geef me nu eindelijk wat ik altijd al had. Herman de Coninck Uit:Met een klank van hobo, N.V.Orbis en Orion, Beveren 1981.
|
Zoals de zee zichzelf weerlegtZoals de zee zichzelf weerlegt, nee, juist legt, golf over golf, cliché over cliché, als kaarten bij een patience-spel, en zich weer opraapt en zich opnieuw legt; zoals horizon slechts horizon- taal duldt, zo ver als je kunt kijken, en zee tien keer per minuut verticaal wil, zo luid als je kunt horen; zoals water zwemt om zichzelf te kloppen in de sprint, een arm zegevierend omhoog- steekt, waarna een andere arm en nog een arm; zoals alle water ter wereld zich haast om aan te komen binnen de tijdslimiet van de eeuwigheid: zo nu. Herman de Coninck Uit: Schoolslag: gedichten. Amsterdam: De Arbeiderspers.1994.
FotoWeemoed is een foto van voor twintig jaar. Familie, nog samen, nog gezond. Is toen. Met een lijst van nu errond. Het nu houdt het verleden bij elkaar. En omgekeerd. Want nu is maar even. Is opschrikken en vragen: waar waren we gebleven? Bij jou. In Die Dagen. Alles is ver. En de liefste dingen nog verder. Maar door het verleden wordt het bij elkaar gehouden, als schapen door een herder. Herman de Coninck uit: Met een klank van hobo, Orion 1981
TaarloWij lopen door het najaar met ons twee. En dat gevoel heb ik ook in de lente Wij lopen door veel bruine kroegenbruin van blaren en door veel donkerrood gemis, appellation controlée, dat dieper wordt in de kelder van de jaren. Wij lopen door de beiger wordende bossen van Drenthe. Hoor de wind door de henna-bomen varen met een klank van hobo,de zwerver onder de instrumenten. 33, en in het midden van het donker woud des levens. En met een gevoel van nergens horen in de bossen thuis en thuis verloren. Zullen wij later, misschien, ooit? De zomer is voorbij, er wordt niet meer gehooid. Het hier is nergens, en het nu is nooit. Herman de Coninck Uit:Met een klank van hobo, N.V.Orbis en Orion, Beveren 1981.
Winter winter. je ziet weer de bomen door het bos, en dit licht is geen licht maar inzicht: er is niets nieuws zonder de zon. en toch is ook de nacht niet uitzichtloos, zo lang er sneeuw ligt is het nooit volledig duister, nee, er is de klaarte van een soort geloof dat het nooit helemaal donker wordt. zo lang er sneeuw is, is er hoop. Herman de Coninck uit: Zolang er sneeuw ligt. Brugge: Orion. 1975
'Weilanden hebben avond,' zegt Achterberg. Maar kun je dat wel hebben? Misschien zoals je een ziekte hebt: avond. (Iets met de ogen: alles veel te donker zien.) Maar ook 's ochtends is het niet voorbij. Zie je weer veel te klaar, maar wat je mist. November. Elke ochtend is een morgue, elk woord in dit gedicht een kist. En daarboven, zwart op witte lucht, fladderen de doodsbrieven, die kraaien blijken te zijn, zo slordig vliegen ze: god laat z'n correspondentie maar waaien. Herman de Coninck uit: De hectaren van het geheugen, Manteau, 1985
|