Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Dirk van Babylon

Bio


Geboren op 15 mei 1956 te Asse en getogen te Liedekerke ten Westen van Brussel op de rand van Brabant en Oost-Vlaanderen. Kleuterschool bij de nonnen in LiedekerkeLager onderwijs van de Kruisheren van Denderleeuw, Humaniora in Aalst, Sint-Jozefscollege tot 1974. Geneeskunde KU Leuven tot 1981. Sindsdien werkzaam als huisarts in Brussel.

http://www.dirkvanbabylon.be

 


 

 

Kei


Dag kei, net als jij, maak ik mij uit aarde vrij.
Het stof licht op in zonnestralenrondedans.
Een poederschemer kleedt de avondlijke glans.
Hier staan we allebei of liggen scheef opzij:


Twee rolkeien ontsnapt aan hoge heerschappij,
Door zwaartekracht ontsprongen van een stenenschans,
De stroming afgedaald bij noodlot en bij kans,
En in de wrijving rondgeslepen zij aan zij.


Mosloze kei: gedreven, rondgetold, gekust,
Met kwast en met penseel, met stootjes en met trekjes.
Ontmoeting, niet meer moeten. Een gevoel van rust.


Onaangedaan door lust en vol met schoonheidsvlekjes!
Ik kijk of je vulkaanvuur reeds is uitgeblust,

En streel je oppervlak en je geheime plekjes.


Dirk van Babylon


 
In het pianozaaltje

 

Hier speelde ze voor u in het pianozaaltje
De snaren gister of van ochtend nog gestemd
De toonvork in de klankladder geklemd
Ik leerde snel het muzikantentaaltje


Bekijk de ruimte: ’n zuiltje hier en daar een paaltje
In onze honger naar het stuk nog afgeremd
Tot daar verscheen in rok, plastron en galahemd
En afgewogen op een apothekerschaaltje


De dirigent. Applaus. Toen kwam de pianiste.
Ovatie van opstaand publiek met handgeklap
Daar schreed ze naar haar instrument, bezag de piste.


De nooduitgang en haar kunstenaressenschap
Waarna ze zich van de pedalen vergewiste,
De toonladder beklom met een besliste stap.


Dirk van Babylon


 
De atleten van de orthografie

 

Daar zitten ze te worstelen met tussen-ennen
Het puntje op de i, de letteralgebra
De alfabetsoep en de woordenvla
De kandidaten zitten ijverig te pennen


We moeten alle gekke spellingsregels kennen
Waar vroeger soms een cee stond, daar moet nu een ka
En omgekeerd, en wee de onhoorbare ha
Een dicteetekst die is geschreven om te jennen


Met ingehouden adem en de tong tussen de lippen
Daar spellen ze het opgegeven struikelthema
Met streepjes en met leestekens en volle stippen


Bij het begin van nieuwe klinkergreep een trema
Een lang en moeilijk woord mentaal in stukken knippen
En hou dan ook de tijd in ’t oog en blijf op schema


Dirk van Babylon


 
Ongevonden voorwerp

Ik ben vergeefs op zoek naar wijnfleskurkentrekker:
Kenmerkend voorwerp van in vorm verdraaid metaal
Een schroefdraad van zorgvuldig krom gesponnen staal
Ik vond tomatensnijder en een eierwekker.


Een stroomloos strijkijzer met afgerukte stekker.
Aardappelpureestamper, deegrol en de graal,
Maar niet het sierlijk silhouet van een spiraal.
Die toegang tot de fles verschaft met druivenlekker.


Dat zuigende geluid! Die borrelende zin!
Helaas vinden we nergens de fleshalsontstopper
Trek ik de kurk er uit, of duw ik hem er in?


Een raderwerk vind ik nog van een eiwitklopper,
Een wenteling die boort naar wiskundebegin.
De nek er afslaan? Maar ik ben geen herrieschopper.


Dirk van Babylon


 
Geschiedenis van het glas

 

De hellegloed van steenkoolvuur is aan het razen.
Daar kolkt en walmt een zandstorm in de hete lijm.
De smeltkroes keert zich om en braakt een brandend slijm.
Een hete prop wordt opgetild, krijgt leven ingeblazen.


Een bel krijgt vorm, vol gas, ontplooit zich, blijft verbazen
Gerold en afgesneden met een stalen vlijm,
Geblazen en gestolde roemerrand met rijm,
Bepoederd. As. De bodemsmaak van alle glazen!


De gloed is nu tot glas bekoeld, verdicht, gestold
De klank die hij bevatte bracht me van de wijs.
Doorzichtige weerspiegeling. Een omgerold


Huishouden van Jan Steen en Holle Bolle Gijs.
Dit glas dat om zijn as in vingers is getold,
En uitgehold door medeklinker van het ijs.


Dirk van Babylon


 

Uitgedoofd



Waar kan ik nu mijn wrevelpijlen nog op richten?
Wie kan ik nog met vloek en anathema slaan?
De kandidaten mogen in de rij gaan staan.
Niet dringen, want we hebben volop bliksemschichten,


En dozen vol met flitsen en met onweerslichten;
Een onheilsboodschap en een woordenvloedorkaan,
En per persoon één enkel boeking naar de maan,
Zodat ik één per één nu praat met de betichten.


Gij boetedoener, nader en kom voor mij knielen.
Spreek op en zeg de waarheid, ontuchtbiechteling!
En laat nu varen al uw trots, ellendeling!


Zoniet ben ik gedwongen oorlogprojectielen
Naar u te gooien om uw zielsrust te vernielen.
Dus zeg ons nu: Wat deed gij toen het licht uitging?


Dirk van Babylon


 
Weer

 

April tweeduizend een, verzopen in de regen.
Daar breekt straks aan met dallelies de eerste mei!
De glastomaat, de aardappel, de vroege prei,
Ze zijn al wel te koop; de prijzen vallen tegen.


De ruitenwissers kwijten zich getrouw van vegen,

Met nauwelijks waarneembaar onderdrukt geschrei,
En steeds opnieuw dezelfde cholera-karwei,
En wolken die kletsnatte druppels op ons legen.


In vochtigheid is kampioen verledene april.

Olijfolie en veldsla met de pepermolen:
De maaltijd maakt vandaag het enige verschil.


De spiegel van de zee: het smelten van de polen:

De schotsen kalven krakend en dan is het stil,
Verstoken van het gas, de olie en de kolen.


Dirk van Babylon


 
De spijtige spin

 

Het is zo lang al dat ik niet heb kunnen schrijven,
Maar al die tijd heb ik er wel naartoe geleefd;
Rugliggend in mijn web geweven en verkleefd.
Reumatische gewrichten stokken en verstijven,


Naarmate wolken in webvakjes over drijven.
Heb ik dan niet de weefpatronen nagestreefd?
En al het ongedierte vlijtig weg gezeefd?
Hoe lang het ook mag duren, ’t zal niet eeuwig blijven


De last mag groeien van de aanzwevende jaren,
Toch gloort een zilverrand aan grijs van ouderdom:
Een glans van rijkdom in je blauwe spoelingharen,


Titanen dijbeenkop in kunststof heup. bot. kom.
Het jarenleed  brengt onze nooddruft tot bedaren.
Een  weduwe. Een opgegeten bruidegom.


Dirk van Babylon


 
Het geworpen worden

 

Ik was een werpmes maar ik word niet meer geworpen,
Het slingerhandvat en een toegespitst profiel.
Ik ben het voorgoed weggegooide projectiel.
Mijn traanvocht is met dweilen niet meer op te slorpen.


Vergeefs zocht ik de roem in steden en in dorpen,
en gooide me in elke opdracht van mijn stiel.
'k Ben werkloos en armlastig  en blijf moederziel
Alleen op aarde, aan haar zwaarte onderworpen.


Haar beeld rijst op terwijl ik naar mijn adem snak.
In wentelrad waar het publiek geboeid naar staarde:
Een dame schier ontbloot. Zij was een zenuwwrak


Dat desondanks het nut aan ‘t aangename paarde.
Daar lig ik doelwitloos in ’t wegwerpmessenvak.
En neergesmeten slijt ik mijn bestaan op aarde.


Dirk van Babylon


 
De Z-duivel

 

Wat dwaalt er in ons om wanneer wij ons vergissen?
Wat gaat er daar die keer die dag zo grondig fout?
Waarom is Het Onderbewustzijn stug en stout
Wat sluipt daar voor een duivel in de hersenlissen?


ls wij weer verse kemels schieten, of net missen.
Te nemen of te laten met een korrel zout
Daar helpt geen jammeren, noch lieve schattebout
Versproken woorden zijn voorgoed niet uit te wissen.

Toch blijven we onszelf en anderen bedriegen
We gaan gebukt onder gegroeide foutballast
Verliezen ons geheugen, staan gewoon te liegen.


In een benauwd parket of ingemaakte kast
Kun je zijn adem ruiken die niet wil vervliegen
De geur van Mefistfofeles zijn pijlstaartkwast.


Dirk van Babylon


 


Lees de reacties op het forum, klik HIER


Leestafel heeft toestemming van Dirk van Babylon
om de hier getoonde gedichten op de Leestafelsite te plaatsen.