Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Remco Campert

 Remco Campert

Leestafel heeft toestemming van
Remco Campert om zijn gedichten op
de Leestafelsite te plaatsen

Uitgebreide informatie over
Remco Campert bij de dbnl


 

Dichters in Bremen



Niet afgeleid door hun haar
of gebrek eraan, kledij
tics, de wrat op hun kin
door excessief gebaar
of plankstijve angst voor de zaal
hoorde ik in de wagen van Radio Bremen
waar roken zulässig was
de dichters eerst goed

door de techniek steeds bijgesteld
ontdaan van ruis en microfoongezang
bereikt hun stem een puurheid
door henzelf nooit gehoord
en waarnaar ze bleven verlangen
in hun meest ontheven dromen


Remco Campert
Uit: Nieuwe Herinneringen
De Bezige Bij 2007

 
Het Vak


Langzaam groeit in mij
de ander die in niets op mij lijkt
en toch alles in zich heeft
van mij die hem baren moet

dan rijst het doek dat me scheidt
van mijn tijd die nu gekomen is
de zaal opent zich veelvuldig
gespiegeld vlees en bloed

even is het alles stilte
wachtend op het eerste woord
dat het schouwtoneel de wereld
tot leven beven doet

côté jardin: de geliefde werpt haar mantel af
côté cour: de moordenaar komt aangezet


Remco Campert:
in Nieuwe herinneringen.
(De Bezige Bij, 2007).
 

Boerin in Iviers

Elke dag nog praat ze
met zijn grafsteen
op het kleine kerkhof aan de overkant
uitzicht over het dal
met het dunne riviertje
glinsterend als een spinnendraad in het Noord-Franse licht

sinds hij dood is
doet ze minder aan de tuin
eens haar trots

ze kreeg er nog een prijs voor
de senator kwam er voor over
helemaal uit Parijs
waar hij een appartement had
en een vriendin
het was vlak voor de verkiezingen
die hij won

de koeien zijn verkocht
de tractor staat te roesten in het hoge gras
het erf is netjes aan kant
en er is nog hout voor één winter

Remco Campert
Uit: Nieuwe herinneringen: gedichten.
Amsterdam, Bezige Bij, 2007.


 
Een beetje natuur

Een beetje natuur
soms voel ik daar wel voor
en plukje gras tussen de stoepstenen
of een zwieperige vlier

Lieveheersbeestjes
klein gekriebel op je arm
strandenvol een keer
toen je me aardig vond

In de achtertuin
bloeit een magnolia
en voor de kamerplanten
zorg ik steeds beter

Maar door Tarzan verkracht
naakt in een oerwoud
daar nu uitgerekend
ga jij nu dromen

Remco Campert
Uit: Betere tijden
De Bezige Bij, Amsterdam 1970
 

Den Haag



Overal bevuilde daken
groen koper van kerken
brakke lucht uitgebeten huizen
afgegraasd grasland verwaarloosde zee.
O en de trieste trage gele trams
en het kippevel van de verwaaide straten.
Heel Den Haag was één Panorama Mesdag
elke dag een verregende koninginnedag.

Mijn grootvader ongeschoren
dwaalde als Strindberg door het huis
gevangen in zijn eigen kamerjas.

En zo speelziek en verlegen als ik was
met mijn kleine rubberdolk
beheerste dolleman
pleegde ik sluipmoord op een schemerlamp
of op zolder het oude lila kussen.

Remco Campert
Uit: Dichter
De Bezige Bij, Amsterdam, 1995


 
Poëzie is een daad

Poëzie is en daad
van bevestiging. Ik bevestig
dat ik leef, dat ik niet alleen leef.

Poëzie is een toekomst, denken
aan volgende week, aan een ander land,
aan jou als je oud bent.

Poëzie is mijn adem, beweegt
mijn voeten, aarzelend soms,
over de aarde die daarom vraagt.

Voltaire had pokken, maar
genas zichzelf door o.a. te drinken
120 liter limonade: dat is poëzie.

Of neem de branding. Stukgeslagen
op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen,
maar herneemt zich en is daarin poëzie.

Elk woord dat wordt geschreven
is een aanslag op de ouderdom.
Tenslotte wint de dood, jazeker,

maar de dood is slechts de stilte in de zaal
nadat het laatste woord geklonken heeft.
De dood is een ontroering.

Remco Campert
Uit: Het huis waarin ik woonde
De Bezige Bij. 1955

 
Gemiste kans

Stom hoor wist weer niet beter
had natuurlijk eerder weg kunnen gaan
of juist langer moeten blijven

dat steeds maar in haar ogen willen kijken
en wanhopig interessante zinnen zeggen
indruk maken maar niet weten hoe

had ik nou gewoon de reuzenzwaai gemaakt
of die dikke patser met één hand opgetild
of heel lang drukkend gezwegen

dan was het misschien iets geworden
maar nee: lullen lullen lullen
en dan weer een bek vol tanden

alles precies zoals het niet moet
ouder word ik wel maar wijzer
wil maar niet lukken

Remco Campert
uit: Nieuwe herinneringen
Amsterdam De Bezige Bij 2007
 
nacht

Wereld van aarde,
alle lichten uit.

Slapend lichaam van grond,
geurige lieve mandarijn,

hangend aan je gedroomde takje
in de nachtgaard.

Regen in juli,
liefde in woorden.

Je lichaam slaapt
als de schim van jonge bomen.

Remco Campert
Uit: Alle bundels gedichten.
De Bezige Bij, 1967
 
Kino-Palast

Toen heel ons leven ver voor ons lag
en we niet zagen hoe vlak voor onze voeten
de grond vertrapt werd

was er in het Westen niets nieuws
maar toen dat er kwam werd het verboden
am Nollendorfplatz waar film
en Frisierkunst schitterend bloeiden.

Nu jaren later op dezelfde plaats
duik ik op een koude avond
bezaaid met al te jonge dennebomen
in onbestaanbaar Berlijn de p.orno in

jonge bruid bruiloftsmaal
bruidegom jonge arts weggepiept
voor spoedgeval getuigen angeheitert
vergrijpen zich und so weiter.

En zoals in elke film
onverbiedbaar
een moment van waarheid
een hand die zich verraadt
ogen in de camera
veel warmer dan ik vraag.

Straks naar het hotel
en niet willen weten hoe het afloopt.

Remco Campert
uit: Remco Campert. Dichter,
De Bezige Bij, Amsterdam 1995,
(oorspronkelijk verschenen in
"Scènes uit Hotel Morandi").
 
Gedicht

Als we dan liefhebben, liefhebben
tussen veel papier, holle mannen en metaal,
laten we dan liefhebben, zoals mij goeddunkt:

Liefhebben met de rust van de onrust, niet
die van de routine, elkaars ogen verliezen
en weer ontdekken, voorbij de huizen gaan,

het land in, de streling van onbekende struiken
ondergaan, de wind proeven op een steeds andere tong,
de maan zien en de zon in een kaartloze baan.

En laten de vrienden snel verouderen, worden
tot waardevolle verhalen, en die meter aarde is slechts vruchtbaar
waarop wij gaan.

Remco Campert
Uit 'Een standbeeld opwinden'
De Bezige Bij 1952

 
Niet te geloven

Niet te geloven
dat ik knaap nog
een vers schreef over de
zilverwitheid van een berkenstam

en om mij heen
grootse dronkenschap
van de bevrijding
het water was whisky geworden

Alles zoop en naaide
heel Europa was EEN groot matras
en de hemel het plafond
van een derderangshotel.

En ik bedeesde jongeling
moest nodig
de reine berk bezingen
en zijn bescheiden bladerpracht.

© Remco Campert
uit: Dit gebeurde overal,
De Bezige Bij Amsterdam 1962

 
Pluksgewijs

Het gras komt pluksgewijs op
daar waar vorig jaar vuur grond kaal maakte.

In onwennige samenwerking
stuwen lichaam en het brein daarin vervat
op papier een spriet van een woord

snikkend om lucht

voort

meteen al doend
alsof het er altijd was

Remco Campert
uit: Scènes in hotel Morandi,
De Bezige bij, Amsterdam 1983

 

Koud

Winter nadert.
Ik voel het aan de lucht
en aan de woorden, die ik schrijf.
Alles wordt klaarder: de straat
is tot aan zijn eind te zien. De woorden
hebben geen eind.

Ik ben dichter
bij de waarheid in december
dan in juli. Ik ben dichter
bij gratie van de kalender, lijkt het
soms wel. Toch, de woorden niet, de steden
nemen hun eind.

Als er ergens,
zomer en winter, maar een ster
brandde, die een fel wit licht gaf.
Ik zeg een ster, maar het
mag alles zijn. Als het maar brandt en
woorden warmte geeft.

Maar ik geloof
niet, en 's winters nog minder, aan
zo'n ster. In woorden moet ik geloven.
Maar wie kan dat? Ik ben
een stem, stervend en koud, vol
winterse woorden.

Remco Campert
Uit: Berchtensgaden,
De bezige bij, Amsterdam 1953

 

Lamento

 

Hier nu langs het lange diepe water
dat ik dacht dat ik dacht dat je altijd maar
dat je altijd maar

hier nu langs het lange diepe water
waar achter oeverriet achter oeverriet de zon
dat ik dacht dat je altijd maar altijd

dat altijd maar je ogen je ogen en de lucht
altijd maar je ogen en de lucht
altijd maar rimpelend in het water rimpelend

dat altijd in levende stilte
dat ik altijd zou leven in levende stilte
dat je altijd maar dat wuivend oeverriet altijd maar

langs het lange diepe water dat altijd maar je huid
dat altijd maar in de middag je huid
altijd maar in de zomer in de middag je huid

dat altijd maar je ogen zouden breken
dat altijd van geluk je ogen zouden breken
altijd maar in de roerloze middag

langs het lange diepe water dat ik dacht
dat ik dacht dat je altijd maar
dat ik dacht dat geluk altijd maar

dat altijd maar het licht roerloos in de middag
dat altijd maar het middaglicht je okeren schouder
je okeren schouder altijd in het middaglicht

dat altijd maar je kreet hangend
altijd maar je vogelkreet hangend
in de middag in de zomer in de lucht

dat altijd maar de levende lucht dat altijd maar
altijd maar het rimpelende water de middag je huid
ik dacht dat alles altijd maar ik dacht dat nooit

hier nu langs het lange diepe water dat nooit
ik dacht dat altijd dat nooit dat je nooit
dat nooit vorst dat geen ijs ooit het water

hier nu langs het lange diepe water dacht ik nooit
dat sneeuw ooit de cipres dacht ik nooit
dat sneeuw nooit de cipres dat je nooit meer

Remco Campert
uit 'Rechterschoenen'
De Bezige Bij Amsterdam 1992

 
Nu is er weer dat zomerse godlof

 

Nu is er weer dat zomerse godlof
van meisjes die in korte rokken
door alle straten fietsen
in ons land, ons land gezegend
met pastoors en dominees
die met schuine oogjes kijken
naar dat deksels jonge volkje
dat met naakte knietjes
door hun straten fietst godlof

en in de zwoele avondlucht
in hun seringentuin
werken zij verder
de pastoors en dominees
aan het gemengd-zwemverbod

© Remco Campert
uit: Dichter,
De Bezige bij, Amsterdam 1995

 
Gemompel

Kijk hem met zijn bloemen.
Nou denk je hij heeft succes gehad
of een rijke bewonderaar.
Maar reken maar dat ze elke avond dezelfde bos krijgen
op alle bühnes van het land
rozen van plastic
voor de goedkoopte.

Remco Campert
uit: Remco Campert. Dichter,
De Bezige Bij, Amsterdam 1995

 

Iemand stelt de vraag

1

Het was een geweldig feest
er stierven drie mensen
een van ouderdom
een door alcohol
een omdat hij vocht met de slang

O maar er werd gezongen
gedanst en gedronken!
De pijp ging rond en de pruim
oude verhalen werden nieuw
opa´s stonden in hoog aanzien
die zeiden dat het zo altijd was geweest
en altijd zo zou blijven
en de kinderen bleven erbij
tot ze niet meer konden.
O maar er werd gedanst
en gevrijd bij het leven
een dag een nacht en een dag!

Tot het zout op was
de kruiken leeg
en de schelpen door de kroegbaas
weer afgepakt
toen wankelden ze lachend de berghelling op
sliepen hun roes uit in het gras
een nacht en een lange dag

Terwijl ze sliepen
reden
beladen met het werk van hun handen
in kratten en balen verpakt
in bewaakte colonnes
de vrachtwagens naar de stad

de stad van de banken en de congressen
de stad van de krotten en open riolen
de stad van de mooie dames met chauffeur
de stad van de hoeren voor een knaak
de stad waar iedereen verdient het zout in de pap
iedereen die een vinger in de pap heeft
de stad waar ze altijd van droomden
de stad die ze nooit zouden zien.

2

Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden

zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in z´n kop krijgt

zoals brede rivieren
met een kleine bron
verscholen in het woud

zoals een vuurzee
met dezelfde lucifer
die de sigaret aansteekt

zoals liefde met een blik
een aanraking iets dat je opvalt in een stem

jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet

en dan die vraag aan een ander stellen.

3

iemand weigert de schelp
iemand houdt op met dansen
iemand smijt de kroegbaas de kruik in ´t gezicht
iemand zegt opa de pest met je oude verhalen
iemand wil het alfabet leren

iemand pakt de opzichter z´n zweep af
iemand steelt een geweer
iemand zegt dit is mijn grond
iemand staat zijn dochter niet af aan de landheer
iemand antwoordt niet met twee woorden

iemand houdt zijn graan verborgen
iemand viert geen feest als de vrachtwagens komen
iemand spuugt op de grond als hij de soldaten ziet
iemand snijdt de banden door
iemand verschuilt zich in het woud

iemand droomt niet meer
iemand richt zich op
iemand is voor altijd wakker
iemand stelt de vraag
iemand verzet zich

en dan nog iemand
en nog iemand
en nog.


Remco Campert
uit Betere tijden
De Bezige Bij Amsterdam 1970

 
Een vergeefs gedicht

Zoals je loopt,
door de kamer uit het bed
naar de tafel met de kam,
zal geen regel ooit lopen.

Zoals je praat,
met je tanden in mijn mond
en je oren om mijn tong,
zal geen pen ooit praten

Zoals je zwijgt,
met je bloed in mijn rug
door je ogen in mijn hals,
zal geen poëzie ooit zwijgen

© Remco Campert
Uit: Een standbeeld opwinden
Amsterdam: De Bezige Bij 1952

 
Steden bij avond

Ik droomde in de steden bij avond
in Parijs liep ik lang over boulevards
zocht francs op het asfalt
de bistro's wenkten
met zwarte koffie en hardgekookte eieren
ik kon er op basketbalschoenen
de morgen afwachten
schrijvend luisterend en drinkend
de eerste vegen rose de eerste arbeiders
op vroege fietsen de eerste métro
met gele mensengezichten en nog vochtig nekhaar
de eerste krant en het eerste licht
ik droomde ik kon spreken in Parijs
en bij Dupont nam men een film op
een sprekende film dat gaat zonder zeggen
een film met Gréco en een man die ik niet zag
de steden bij avond
zijn van de mensen de minnaressen
de steden bij avond
strelen met hun tere lichtende handen
de schouders en de haren van de mensen
ik heb het gezien ik heb het gevoeld
ik heb naar de steden geluisterd
als zij zich neerlegden bij avond
langs hun rivieren en bomen
ik heb met de mensen gesproken
in de cafés en cinema's van hun steden
bij avond en avondlicht
ik heb hun Turkse tabak gerookt
en die uit Amerika en Algerije
ik heb met hen gedronken en gelachen
gekust en geweend
in hun steden bij avond
als zij moe waren en vol moed of moedeloos
ik droomde ik was enkel tong
enkel tanden enkel lippen
ik droomde ik was enkel woorden
en troostende gebaren
ik liep door de steden bij avond
vond de wereld bij elke voetstap
vond geluk in gezichten van mensen
vond verdriet in de adem van hun woorden
ik droomde te over ik droomde
om zes uur in de morgen
mijn hoofd op een tafel
mijn armen om mijn hoofd
mijn vrienden om mij heen
ik droomde met de mensen
ik droomde met de wereld
ik droomde in de steden bij avond

© Remco Campert
Uit: Met man en muis
Amsterdam: De Beuk 1955

 
Jan G. Elburg leest

 

Elb leest zijn spinsels
van jaar en dag
en ach en au
en maats en knal
voor je verraderlijke kop
met een o zo mooi ik wou nou
blijft rood Rome branden
zijn ontcijferende lijf
straalt hard uit
zacht sluipt een meisje
een meesje een misje
naar de lezenaar toe
neemt hem op haar kleine recorder
hij barst uit zijn klanken
grapt naar zijn stengun
krijgt zijn zin in
het nooit kaduke surrealisme.

© Remco Campert
uit: Dichter,
De Bezige Bij, Amsterdam 1995

 
Zondag

Zondag had ik me voorgesteld
in de hangmat door te brengen
tussen de stevige stammen van de bomen
dicht boven de aarde
en van de hemel ver genoeg verwijderd
om me een mens op zijn plaats te voelen.

Maar het regende.

© Remco Campert
Uit: Bij hoog en bij laag
Amsterdam: De Bezige Bij 1959

 
Credo

ik geloof in een rivier
die stroomt van zee naar de bergen
ik vraag van poëzie niet meer
dan die rivier in kaart te brengen

ik wil geen water uit de rotsen slaan
maar ik wil water naar de rotsen dragen
droge zwarte rots
wordt blauwe waterrots

maar de kranten willen het anders
willen droog en zwart van koppen staan
werpen dammen op en dwingen
rechtsomkeert

© Remco Campert
uit: 'Vogels vliegen toch',
Uitgeversmaatschappij Holland 1951
de windroos no 14

 
Tegen de zomer

Niets is vernielender dan de warmte
De kou houdt in stand, is statisch;
de warmte beweegt met de vernieling mee
en wekt een valse schijn
van zon, gezondheid, zinvolle zonde
De warmte vleit, paait, belooft,
maakt stofgoud van stof
liefde van begeerte,
poëzie van leugens
Ik hou niet van de warmte,
broedplaats van muggen en maden
poel van limonade en andere slopende dranken
Schenk mij liever klare
kou en koffie,
destructie bevroren, duidelijk zichtbaar
en aanvaardbaar
Wie in de kou zit schept geen illusies,
Maar schept sneeuw, vrij ongenaakbaar,
in de menselijke
soms bovenmenselijke winter.

© Remco Campert,
uit Dichter,
De Bezige Bij, Amsterdam 1995

 
A funny thing happened

 

Onlangs in Rome
(on my way to the forum romanum)
ontmoette ik een hollandse humorist
maar lachen moest ik pas
toen hij weer weg was.

© Remco Campert
uit: Alle bundels gedichten,
De Bezige Bij, Amsterdam 1976

 
Spiritual

Ik zal gaan
o met genoegen zal ik gaan
met diepe vreugde en trompetgeschal
ik zal gaan

Als jij roept zal ik gaan
mijn werk mijn eten en mijn handen
zal ik laten staan
als jij roept zal ik gaan

Als jij roept in de morgen
in de middag in de avond
in mijn dromen in mijn waken
als jij roept zal ik gaan

Ik zal gaan
al breken ze mijn benen
al moet ik kreupel gaan
engelen binden dan mijn wagen
vleugels aan

Ik zal gaan

© Remco Campert
Uit: Een standbeeld opwinden
Amsterdam: De Bezige Bij 1952

 
Piet Keizer 1973

Sombere tijd zwarte dagen
een glimp van licht zo nu en dan
als op het voetbalveld
jij met je lome genialiteit
je van een verdediger bevrijdt

Ach die na ons komen
nooit zullen ze weten
waarvan we droomden.

© Remco Campert
Uit: Dichter,
De Bezige Bij, Amsterdam 1995