Leestafel heeft toestemming van Mark Boog om zijn gedichten op de Leestafelsite te plaatsen. http://boogblog.wordpress.com
Het volmaakte Het volmaakte geluk, waaraan slechts duur ontbrak, dat onvolmaakt was, schoot door het huis, gilde, baande zich een weg naar de deur, brak uit en zette alles, de heldere morgen, op ontkiemen. Het was lente, en het was vroeg, en jij was dan de mooiste. Vogels zogen zich vol van de muziek die ergens vandaan kwam. © Mark Boog Uit: Maar zingend Uitgeverij Cossee januari 2013
De dagelijkse taken De dagelijkse taken: het oprichten van het standbeeld dat ik ben geworden, het bedekken van het lijf, drinken van koffie, het ontmantelen van de plannen van gisteren, het enzovoort. Het nogmaals opschorten van ongeloof. Ik geef me over aan je onthutsende aanwezigheid, je ogen. Dat ze me zien is nog het vreemdste, dat ze leven zijn en vol van tijd. De morgen bloeit onwetend in je spiegel. Ik weet niet precies waarin je gelooft. Volgt het handwerk van elke dag, het met almaar groter vakmanschap vervaardigen van redenen en van excuses, volgt de avond, dan de dood, die we ontwijken in ons haveloze bed, die we bedriegen door heel stil te liggen. Mark Boog Uit: "Alle dagen zijn van liefe" Poetry International 2008
Afgunst Afgunst, adder, is geduldig, haar beet verraderlijk. De overvloed aan stenen, gras en struikgewas waartussen wij bewegen, laat dat toe. Het langzaam werkend vergif, verrotting der beenderen, is onontbeerlijk, brengt ons haast, verbetenheid, volharding. Alvorens definitief in elkaar te zakken (het deert me niet, omdat het ook jou gebeurt) dient tenminste iemand overtroffen. Hoger dan de eigen afgunst staat de nijd der naasten. Leun tevreden achterover in het volle zicht van zwakken. Het zengen van de zon: goedkeuring. Ons onvermoeibaar streven.
Mark Boog Uit: De encyclopedie van de grote woorden Cossee, Amsterdam 2005
Geluk
Het geluk is overkomelijk. Men plaatst het in een vitrine en gaat aan het werk. Wie ernaar vraagt krijgt het te zien, onder weloverwogen commentaar.
Het is gebruikelijk om ’s avonds achterover te zitten en het geluk, zoals dat beschaafd verlicht tentoongesteld staat, te beschouwen. Men stoot de deelgenoot erover aan. Die knikt of zegt heel zachtjes: ‘Ja.’
In hoeverre het geluk ons bepaalt is niet eens een vraag: totaal. Wij zijn niets dan ons geluk, en het geluk is waar wij zijn.
Slechts tijdens het afnemen van de glasplaat slaan we soms de ogen neer. De vochtige doek hangt slap in onze handen. Zo mooi.
© 2005, Mark Boog Uit: De encyclopedie van de grote woorden uitg: Cossee, Amsterdam, 2005
|
Buitenlucht
Mijn ademen van buitenlucht, hoewel ik binnenzit, is wat mij bindt aan het omringende. Mijn blikken vullen deze kamer met een meubilair dat niet van deze wereld is.
maar van de echte. Het troost, dat met lichtbeelden deze ruimte ruimte wordt, betoverd wordt tot winters landschap, zoals buiten zichtbaar.
De wortels van de buitenlucht de bronchiën in mijn borst. Onlosmakelijk, alles, maar niets verloren. Het uitzicht is onze bloeiwijze.
Mark Boog Uit: Zo helder zagen we het zelden Cossee Amsterdam 2002
Afspraak Je vertrok, zei je. Naar verre landen, zei je. (Alle landen zijn ver, behalve dit, dat onbereikbaar is.) Je haalde schouders op die van goud leken, sloeg ogen neer die niet neergeslagen zouden mogen worden. Ik, op mijn beurt, schokschouder. Ik verdraag alles! We zullen afspreken niet in elkaars verhalen voor te komen, zodat niets gebeurd is, en onze wegen gaan. Voor niets dropen de vruchten, voor niets ging ons een zon op. Alles is goed. Zo consequentieloos te leven dat het nauwelijks leven is! Niet om mij ga je, en niet om iets anders. Mark Boog uit: Gedichten 2003, Davidsfonds 2003 was geplaatst in Hollands Maandblad (tussen maart 2002 en maart 2003)
Liefde De lucht ligt als een blok op het land, onzichtbaar en massief. Je gaat gekleed in de kleur van je haar, in je ogen, je passen en je woorden. Je bent hier en elders. Ik draag je me na en huiver. Je bent te groot misschien, of te dichtbij. Je onbereikbaarheid is onvergeeflijk. Kon ik een vogel zijn - maar de nauwkeurigheid ontbreekt me zoals het vertrouwen. Ik kijk naar je en huiver. Spreek me aan, want ik zwijg, verdraag mijn wurggreep, verdraag de onbeholpenheid, verdraag mij, liefde. Mark Boog (1970) uit: De encyclopedie van de grote woorden oktober 2005 Uitgeverij Cossee
Laat de avond vallen Laat de avond vallen, ik, en hou het huis heel stil zodat ik niet gestoord word - zolang het schemert kan het misgaan. De vogels zoeken langzaamaan hun takken op, ik wijs ze die, en sterren tillen zich eruit omhoog. Heel anders klinkt het razen van de auto's in de nacht! Recht zo die gaat! Het ene zeil door het andere vervangen, dag door nacht, maar nergens sluimert haperen, niets mokt. Zolang het dit is wat ik doe gehoorzaamt men glimlachend. Ik hoop maar dat er koffie is, of whisky, als ik weer de kamer inkom, zeer vermoeid en door het uitblijven van tegenstand- wat stribbelen zou al genoeg zijn - vreemd ontmoedigd. Zó gestroomlijnd. Mark Boog uit: Alsof er iets gebeurt, Meulenhoff, 2000
Het is er wel, allemaal Het is er wel, allemaal, maar niet van harte. Het verontschuldigt zich: elke schilder had dit beter ge- daan. Aan mij, goedzak, om de boel te redden. Het is mooi, alles! Het moet mooi zijn! Maar om mijn barstende lippen speelt de zenuwtrek die glimlach heet en vestigt zich- een teek op een hond, ziekte in de borst. Ontblader, boom, val op de miezerige hoofden, hemel, doe wat. Mij de glorie. Mij de mismoedigheid. Men ontlast zich niet werkelijk en men draagt aan de onvolkomenheid zijn eigen lichaam en geest bij. Tevergeefs natuurlijk. Mark Boog, Uit: Zo helder zagen we het zelden, Uitgeverij Cossee 2002
|