Zilte Droom
Ik had een snoer van slangen om de hals
en ik zag het licht,
een sliert Zeeuws licht
boven Zoutelande.
Aan de rand van het Veerse Meer
herkende ik de bevende heer Bavink,
en in Domburg vond ik
Mathilde Willink op het strand.
(Zij had zilverige schubben op haar bips
en zeegroen zeehaar in haar gebleekte
ooit zo weelderige Medusahaar)
Van op de hoogste duin ontwaarde ik
geen andere naakt badende Muze
en staarde dan maar naar de branding
en de wijde weidsheid van de wateren.
Tot een stijve noordooster
al die slangen aan flarden woei.
Hendrik Carette,
uit: Gestolen Lucht,
Poëziecentrum, Gent, 2006