Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Gerard den Brabander
 
Nocturne


Wuft de handschoen, wuft het klein gebaar,
wulpsch de mond en ’t licht in d’ oogekieren,
wolvenbeet de bont om ’t blonde haar:
vrouwen zijn de wonderlijkste dieren.

Bidt de mond den appelbeet te vieren,
wijkt de blik te wimper voor gevaar,
waait de scheemring over lustrivieren,
wenkt het lied over de nachtgitaar,

beeft het woud onder den roep der stieren,
wiegt de slang – de melodie gewaar –
weiflend over spleten zich en wieren:

schrijft de vleermuis met nerveuze zwieren
mij den wil voor van den toovenaar,
dien ik met een schreeuw in u ervaar.


Gerard den Brabander (1900-1968)
Uit: "Verzamelde verzen"
Uitgever: G.A. van Oorschot, Amsterdam

 
Herfstnacht in de Tuilerieën


Alle banken hebben hun gelieven
aan de moede scheemring toevertrouwd.
En zij huiveren diep in eigen hout
sinds de minnenden zich stil verhieven.

Nacht en regen. Soms een roep door 't woud
van een duif en het onhoorbaar klieven
van het duister, dat zich slapend houdt
om de laatste liefde te gerieven.

Verder niets. De nacht en ik alleen,
eenzaam wandelend aan de rand der tijden,

zó verheugd en zó bedroefd meteen
om mijn voeten die een afscheid schrijden...

En de zachte regens om mij heen
of iemand ingehouden schreide...


Gerard den Brabander
uit: Drie op één Perron,
Uitgeverij G.A. van Oorschot, Amsterdam 1960
 

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER