Een lang gedicht
'Soms lees ik je snel, lijkt het wel
of ik je zelf geschreven heb.
Stapel ik je woord voor woord tot twee
kuiltjes in je wangen mij vangen.
Je ogen zijn twee strofen in mij
bekende én soms heel vreemde hiërogliefen,
maar kijk je me aan dan til je me op
en zijn we elk een vleugel van één vogel.
Soms moet ik je stapvoets lezen,
spellen letter voor letter, ben je bijna
uitgewist en begrijp ik niet wat ik keer
op keer weer lees. Maar dan geef je me
een hand en als een lichtreclame licht je op.
En altijd blijf jij refrein, warme
witregels die ik neurie door alle harde
woorden en koude stiltes heen.
Je bent een lang gedicht,
mag ik je aanhalingstekens zijn?'
Daniël Billiet
uit: Als de banaan zich kromt,
Mechelen ; Amsterdam,
Uitgeverij: Bakermat 1994