Heidens heiligZij die de diepten peilen,
zich wagen aan de rand
van kraters, hun nagels boren
in de korst van ijzerslakken,
lavablokken, obsidiaan.
Vrouwen. Gezegenden.
Soms is hun huid van berk.
Hun kruinen waaien verten open.
Hun splinters maken vonken aan.
Hun heldere bast daagt spechten uit.
Vaak zijn het saters die de schors
bespatten, bevlekken. Saters die
Bacchus dienen, dronken voeren.
Vrouwen: wonden vol berkenwijn.
Soms is hun huid van mos.
Dan slapen in het bos de saters.
Dan stijgen zilveren nevels op.
Dan klateren de bronnen.
Dan worden ze genomen.
Ingekerfd. Aangeduid
© Iris Van de Casteele
Uit: Heidens heilig
uitg. De Distel 1993