Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Roland vd Bergh special

 

 

Deze gedichten zijn geplaatst
in erg prettige samenwerking met
en toestemming van
Roland van den Bergh
 
Dakgoot

Met zacht plonsen van troebel regenwater
door de dakgoot slenteren
en de lichten van een stad
in een wijde cirkel om mij heen.

Ik heb een vrij brede dakgoot
dus dat kan allemaal wel
al is het stervenskoud.

Van de zomer hing ik stil
ondergedompeld in een ven.
Daar sloeg mijn hart
golfjes op het water.

Toen ik uit het water stapte
toegejuicht en licht als licht,
lag daar al het pad,

dat me voerde

naar deze loden plek,
schouder aan schouder met
een wantrouwige kauw.

De wind maakt vleugels
van de smalle kraag op mijn blouse.

Boven de skeletten van de daken aan de overkant
jaagt Orion op zijn prooi.
Een jumbojet doorklieft juist zijn gordel.
De machines hoesten hees tegen de sterren.

Ga ik op mijn andere been zitten dan
verlies ik net dat beetje evenwicht
dat ervoor zorgt dat ik niet val.

Nu raken ze allebei in diepe slaap
en voel ik ze niet meer.
Een zwaarlijvige vis ben ik
die net boven de dakgoot zweeft.

© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeverij Holland,
Haarlem 2006

 
Wat heeft men veel te zeggen

Er is een plek waar alles wat gezegd is
nog eens klinkt. In een holle kakofonie.

Ergens in een zandverstuiving. Waar ook
verloofden hun ringen verloren.

Waar ook is gejaagd op het laatste ree.
Waar water blijft staan in ondiepe kuilen.

© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeversmij Holland,
Haarlem 2006

 
De dingen

Je kleine wijsheid al
en hoe je alle vreemde dingen tegemoet gaat
op een blauwe tractor.

Je maakt je kleine ordening.
Laat liggen, verstoor het niet.
Alleen zo kan je in de wereld komen.

En wij, alsof we wijs en geordend zijn,
kijken naar jouw kleine handen
waar alle dingen doorheen moeten gaan.

© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeverij Holland,
Haarlem 2006

 
Nederland

Keep, ik wil je zien. Besta je nog?
Wij rukken op, verzamelen zeldzaamheden.

Ik kan je niet kennen en toch naar je verlangen.
Wie de laatste polder volbouwt verliest.

Spreid je vleugels, toon me je witte stuit:
de laatste blanco plek op de kaart.

© Roland van den Bergh
nog ongepubliceerd

 
Bes

Wat was dat in het lied, een zachte wang,
een vogel van vroeger. Het opende even

de poort waardoor terugkeer mogelijk was.
Toen jij nog tegen me aan lag, me kneep

zodat ik er volkomen was, overgeleverd
en bij zinnen in het midden van een melodie.

© Roland van den Bergh
nog ongepubliceerd

   
Koudwatervrees


Na een tijdje gaat het nieuwe eraf dat is altijd zo
en ik wou dat het nu eens niet zo was bij deze
kleine smient die mij fris aankijkt en heeft gezegd:
kom met me zwemmen, we kunnen naar Noorwegen
of waarheen je maar wil, het water lijkt alleen maar koud.
Het leek me allemaal wel wat en ik legde mijn sokken opzij,
maar natuurlijk was precies op het moment dat ik mijn teen
in de sloot stak om te voelen hoe warm het had kunnen zijn
het nieuwe ervanaf.
Een oude avond sputterde lawaaierig over de polders.
Ik raakte afgeleid en zag een gewone sloot met
een gewone smient erin die gewoon in zijn eentje
op weg was naar Noorwegen.

© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeverij Holland,
Haarlem 2006

 
Varken na de regen

 

Het gras kan mij ontvangen, terwijl het nog nat is.
Het zou ooit de hemel kunnen bereiken.

Het slijk loert en zuigt aan me
en ik zou er ontkleed in kunnen rollen

om besmeurd en met worm en slak behangen
naar huis terug te keren en in de mooiste stoel te zitten.

 

© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeverij Holland,
Haarlem 2006

 
Meug tegen het niets

Een propeller maait de lucht
boven de bomen, elzeproppen waaien

over het pad, de zon leent het gras
een verlicht groen. In de stilte die altijd

waaiende wind en altijd razende auto’s heet
balkt een ezel zijn cantate.

© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeverij Holland,
Haarlem 2006

 
Wezen

Nee, cynisch paard -dat de rug rolt
in het stof-, hier ligt de kennis niet.

Je lichaam huivert, wil lachend
op hol slaan. Ik bekijk je flanken,

die zijn gemaakt van honing en fluweel.
Als ik je roep zoek je me.

© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeverij Holland,
Haarlem 2006

 
Ontworteling

Dit land waarover zacht de nacht valt, de voren
tussen het koren, de nagloeiende silo, dit land met fris gras,
aardappelvelden en breed hurkende moderne stallen.
Daar staan de hoogspanningsmasten schouder aan schouder,
de vuur- en rookmonden, de mechanische armen.
Het bedrijvenpark met de golfplaten schoenendozen
en steeds grotere letters die om aandacht schreeuwen,
de ondergaande zon in duizend autospiegels.
Dit land verlaten wij met een dramatische bocht naar links.
En schommelend over de brede brug,
het diepe, diepe water, de s.o.s.-telefoons,
dit land waar ik geboren ben, waar lijkt het op?
Steeds meer op dat andere land, steeds meer
overeenkomsten, steeds meer golfplaat, opgerold hooi,
zwaaiende armen, wegrestaurants.
Het verschil trekt zich terug in details.
Ik kan je overal bellen, overal eten we hetzelfde
broodje, wegen woekeren naar de laatste verlaten
boom, ik wil liefhebben.
Overal ben ik geboren, overal kan ik
onder een fly-over verdwijnen.

© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeverij Holland,
Haarlem 2006

 
Gekapt

Op de verse snede zat de atalanta,
bewoog zijn vleugels loom in de zon.

De boom geurde. Zijn hars vloeide.
De bloemblaadjes waren tussenwerpsels

geworden in het gekneusde gras.
In de buik van de koe galmde de dreun nog na.

© Roland van den Bergh
uit: Kastanjegedichten
Uitgeverij Passage 2006

 
Schijnt

Een ander mens heeft de moeite genomen om
op de muur van het artsenlaboratorium

een golf uit te sparen in de oranje latex.
Met onopzettelijke uitschieters van de kwast.

Ik wacht op uitslag, nog eens mijn nummer stamel ik
Maar hier, deze muur, hij schijnt hemellichamelijk.

© Roland van den Bergh
nog ongepubliceerd