Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Lut de Block

Leestafel heeft toestemming van
Lut de Block om haar gedichten
op de Leestafelsite te plaatsen.


 
Zoals een blad dat valt...

 

Zoals een blad dat valt,
zo viel jouw naam.
Jij lieflijk Jiddisch meisje,
verrast door een kus, verast
door een kus op de Kouter.

Gas verzandt in je mond. Je liep hem nog na,
je tong proefde gulzig het slib van zijn lippen.
Jij Judith, hij Judas. Je as dwarrelt neer,

je witte bloed zindert en zoekt zich een vrijplaats,
een plein in de stad waar de liefde je loutert,
een liefde die geen blad voor de mond neemt,
een mond die zich aanbiedt, een kus op de Kouter.


Lut de Block
Uit: De luwte van het late middaguur
De Arbeiderspers, 2002

 
Dingle I


We hadden ons gehuld in lange zwarte jassen
en schuld die tastbaar in de benen hing.
De berg op moesten we. Een hoop mededogen.
Geen bluf, geen blarney, maar boete doen.

En boven breekt de zondvloed los. Tussen lijf
en leden struikel je. De aarde smakt obsceen en
maalt de varens in haar luie kaken.
Het land is weggespoeld. Dit is een total loss.



Lut de Block
Uit: "Landziek" (1988)
Uitgever: Poëziecentrum, Gent
 

Amoebe


Van alle dieren
de gelede, de potige,
de insecten, de mieren -
heb ik het liefst
de vormeloze
de weke -
eencellig,
oneindig,
veelvormig.

Eenvoud in hun liefde
die wiskunde lijkt:
delen door twee
is gelijk aan voortplanten,
is vermenigvuldigen.
Zo wil ik ook wel wiskunde.
Zo wil ik ook
de liefde.



Lut de Block
uit: 'Entre deux mers',
De Arbeiderspers 1997


 
Trois Allumettes *)


Met jou
slapen
in een
lucifer-
doosje

moet wel
heel
gevaarlijk
zijn

jij
die mij
in vuur
en vlam zet
ik
die al
brand
van verlangen.

Lut de Block
Uit: 'Vader',
Yang Poëzie Reeks, Gent 1984³.

*) Drie lucifers
 

Vleugelslag



Zwemmen moet je leren. Het vaste omzetten in vloeibaar.
Veren op de steunzool van het water. Liggen op het water.
Zwemmen is loslaten, drijven, meegaan met de stroom.

Maar wat is vliegen? Vliegen is dit alles niet.
Vliegen valt niet te leren. Je kunt het of
je kunt het niet. Alle vrouwen kunnen het.
Ze zijn het soms vergeten. Vliegen is de weidse
bandeloosheid van verlangen, loskomen op eigen kracht.

Geen makke schoolslag maar een vlindervlucht:
het overwinnen van je zware zelf en opstijgen,
klapwiekend, wervelend, de lucht doorklievend.
De vleugelslag van vrouwen is verraderlijk. Mooi.



Lut de Block
Uit: Het onverborgene
De Arbeiderspers, 2006

 
Niets is bestendig

Haast je niet langer, blijf talmen en dralen.
Daal niet af in de spelonken van de leugen.
Wentel je niet in het walhalla van de waan,
maar leg je te rusten op een zwijgzaam bed
en geniet van de warme glans van dit leven.

Sta toe dat de verlangende mond van je geliefde
je zoekt, over je stamelt, door je dwaalt.
Schreeuw het uit van kortstondig geluk.
Adem op adem, lief op lijf, lijf op leed.
Sterfelijk en bederfelijk. Zij, jij, wij.

We spatten als sterren uiteen, het einde in het
verschiet. Maar het hart klopt, het bloed stuwt.
Niets is bestendiger dan de liefde voor het leven.
Zou het zich laten paaien met loze beloften van later
en beter en nog liever en het sublieme. Zou het.
Het leven roept. Verder is niets, ben je niet meer.


Lut de Block
uit: Het onverborgene,
De Arbeiderspers, 2006
 

Dochter en ik



We liepen beiden bloedend langs de Keyserlei.
Dochter en ik. Geen woord was tussen ons,
geen misverstand. Ook geen verband
tussen haar zwijgen en mijn gewild niet spreken.
Alleen een hand die me het vallen zou beletten.
Een stomme steen, zei ze. Opletten.
Het kind is moeder van de vrouw.

Ik bloei, zei ze toen ik haar zeggen wou
dat leven bloeden is en niet te stelpen.
Ze klaterlachte, kon het ook niet helpen.
Of bloeden niet een beetje bloeien is?
En dat ze snakte naar gemis,
geluk, gelul, gelal van jongens in de straat.

Ooilam op mijn schoot, wat werd ze groot.
De lente was nog iel en zij zo blij.
Gewichtsloos liepen wij,
zo zij aan zij, en hand in hand,
zo beiden bloeiend langs de Keyserlei.

Lut de Block,
uit: Entre deux mers,
De Arbeiderpers, Amsterdam-Antwerpen, 1997

 

Men had je alles mogen breken...



Men had je alles mogen breken. Maar niet
je stem. Ga nu niet spreken van verre pijn
maar leg me zwijgplicht op. Een klankloos
woord bijt in mijn keel, breekt af in mij in
lettergrepen. Ga liever dood dan nu te spreken.

Bloed, laat hem niet stollen. Aarde kruip nog
niet op hem maar mors zijn woorden, laat ze
niet verbleken. Alles kan ik aan maar niet zijn
lekke stem. Smoor haar in mij. Straks klikt hij weg
dan is het stil en spoel ik weg met hem.

 

Lut de Block
uit: 'Entre deux mers',
De Arbeiderspers, Amsterdam 1997


 

Mijn vader laat het bloed al jaren stromen...

Mijn vader laat het bloed al jaren stromen.
Het roeren is mijn levenswerk. Ik was
de spatten van zijn laarzen weg maar huiver
om de hars die halverwege klit. Hij leeft

weer meer dan ooit. Zijn bloed kruipt traag
in mij. Ik voel het kleven, luister naar
het doffe dreunen van de bijl. Het heilzaam
klieven en het hakken in het al te botte leed.

Lut de Block
uit: Kreatief, jaargang 20 nr. 4-5,
december 1986