Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Miriam Van hee
Miriam Van hee

Website Miriam van hee

Leestafel heeft toestemming van
Miriam Van hee om haar gedichten
op de Leestafelsite te plaatsen.

 
reeën


ik vroeg of je nog van me hield
en je zweeg lange tijd
tot je 'kijk', zei, 'beneden'

daar stonden in langzaam
en laaghangend licht
twee reeën een ogenblik stil,
toen vluchtten zij snel en gewichtloos
het struikgewas in

hier en daar werden bladeren geel
dat was wat je daarna zou zeggen
'september, de herfst komt er aan'

Miriam Van hee 
Uit: De bramenpluk,
De Bezige Bij, Amsterdam 2002
 
Zomereinde aan de Leie


dit is wat een schilder zou zien:
de gebleekte graskant, kastanjes
en linden, het warme maar heengaande
licht van de avond en tegen de haag
op de andere oever een loper, en zijn
gedachten, hoe schilder je die
en boven het water de meeuwen
en tussen het licht- en het donkerder groen
de plecht van een jacht, het schuiven
der dingen, de richtingen

het water zelf kun je hier waar wij zitten
niet zien en ik vraag me nog af hoe je
afstanden schildert, steeds lichter misschien
tot je wit overhoudt, en hoe het verleden
toen jij daar nog liep

hoe schilder je dat je nooit weer
daar zult lopen, tegenstribbelend
aan je vaders hand


Miriam Van hee
Uit Buitenland
De Bezige Bij 2007
 
De bramenpluk
voor Bregje

kies een warme dag begin september
met zinderende populieren, met licht
dat door een gaas van stof valt,
met alle ramen open

's middags, als de buurman rust houdt
in de schaduw van de notelaar
en zijn blik over het dal laat dwalen
als keek hij naar een film: daar vliegen
vogels, verder dan wij kunnen zien
maar ze verdwijnen niet

ga dan en pluk de rijpste bessen,
die glanzend zwart zijn, zwaar
en lobbig, die zich gewillig geven
laat de tegendraadse hangen,
hun tijd komt later

en laat, wat onbereikbaar lijkt
zo blijven, want alles heeft een prijs:
je kunt je huid verwonden
aan de doornen, je kunt een adder
wekken uit de slaap, je kunt
je mandje laten vallen

neem dus je tijd, kom op je stappen
vaak terug, zing voor de wespen
liederen, stel hen gerust
en als je denkt dat je kunt blijven,
keer terug naar waar de tijd
voorbijgaat en het licht van kleur
verandert, waar de koelkast aanslaat
waar iemand gaten in de muur boort
waar nog vannacht de wind opsteekt,
de herfst begint, waar iemand
op je wacht

© Miriam Van hee
uit : De bramenpluk.
De Bezige Bij 2002

 
liever in de parken waar sneeuw...


liever in de parken waar sneeuw
nog van de takken valt, waar
's nachts de bomen barsten

liever nog op de banken van het park
ziet ze de lente aan, als alles op is
het geld de rimpelappeltjes de warme
maaltijden de potloodpunten

voor zich uit kijkend naar
het licht dat struikelt
tussen de bomen, denkt ze
maar vanavond, vanavond
tussen kranteknipsels, spoor-
kaartjes, drukwerk

© Miriam Van Hee
uit: Ingesneeuwd,
De Bezige Bij, 1984

 
Mandel'sjtam

nee, wat je zocht was iemand
die je vragen zou ben je moe,
heb je pijn - je zocht net als iedereen
iemand die je zeggen zou
wat ruikt het hier naar water
uit de zee, vind je niet? of
iemand om tegenaan
in slaap te vallen

en wat vond je?
een veter op het strand
een brief van je vrouw
een koffer op de weg
de dood in een kamp

je vond
een gat in de sneeuw
en maanden later
gras erover

© Miriam Van hee,
Uit: Winterhard,
de Bezige Bij 1988

   
Er zijn geen argumenten

er zijn geen argumenten
in de liefde geen bewijzen
ik zou je kunnen vragen
om nooit van me weg te gaan
je zou een antwoord kunnen geven
een teken dat ik moet ontcijferen

soms lachen wij en zijn onszelf
zo leven wij en zoeken
diep in elkaar naar een plek
waar wij het liefste zijn
een ogenblik een dag

daarna weer en dieper
zoals eenden naar de bodem duiken
en het is nooit genoeg

© Miriam Van hee
Uit: Reisgeld,
Amsterdam, De Bezige Bij, 1992.

 
Het karige maal

Onder de lamp aan tafel
zwijgend eten wij; onze handen
als witte vlekken komen en gaan;
onze beringde vingers achteloos
met het vertrouwde brood spelend.

Geen vreugde niets ongewoons
is er in de klank van onze
messen en vorken.

En natuurlijk weten wij niets
van het geluk van reizigers
in een avondtrein.

© Miriam Van hee
uit: Het karige maal,
in de poëziereeks van het
Masereelfonds 1978.

 
Le mistral

welke naam de wind ook heeft
hij is mannelijk in alle talen
of liever jongensachtig
overal blaast hij jurken bol
rukt hij aan wasgoed
en slaat verwoed en wispelturig
de bladen om van boeken
en van kranten

waar het niet waait
vallen geen bladeren
en maakt niemand bewegingen
zoals jij nu met je hand
door je haar zo sierlijk
en vergeefs

© Miriam Van Hee
Uit: De bramenpluk,
De Bezige Bij 2002

 
Winter 2

langzaam glijden hier de uren
in een bestaan waarin het spreken
al bijna onmogelijk het lachen
ongehoord is het zwijgen
een ziekte

een bestaan waarin de nachten
wakend worden doorgebracht wachtend
op wat niet komt dromend van
rumoerige trottoirs en teder
geruzie onder de bruggen

langzaam sneeuwt de voortuin vol en
een vreemd samengaan van ongeloof
en verlangen houdt ons staande
als zagen wij alsmaar witte,
wegvarende schepen

© Miriam Van hee
uit: 'Ingesneeuwd',
De Bezige Bij 1984.

 
Lente in de schildersstraat

ik zag je aan de overkant
als was je uit een schuilkelder
gekomen: voorzichtig en verbaasd
over het licht dat op de huizen scheen
je had je lange winterjas nog aan
ik had een teken kunnen geven
ik had je vragen kunnen stellen
de straat lag tussen ons als water

achter mij zaten moeders in het park
rond het museum, hun kinderen
kregen klappen tot ze huilden
mij heeft de tijd gered,
de afstand, dit gedicht

© Miriam Van hee
uit: Het verband tussen de dagen
De Bezige Bij 1998

 
Dood in Lissabon

wat konden wij doen, beginnen
als alles een einde kon nemen -
een ogenblik, wisten we, maar wanneer
dat wisten we niet, daarom
schreven we toch
en waren alleen

er waren musea, straten en pleinen
wind van de zee, van de verte
je weet wel van angst en verlangen
van wachten, van ooit

stel je dan voor hoe verloren
we liepen, altijd uitkomend
bij de rivier, we vroegen ons af
wie de lichten ontstak op de brug,
wie de vrachtwagens nieuwe
opschriften gaf en waarvandaan
al het stof in de wereld bleef komen.

© Miriam Van hee
uit: Nieuw wereldtijdschrift,
1997 dubbelnummer 5/6

Gedicht naar aanleiding van
de dood van Herman de Conink

Tiba.