Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Karel Wasch

Karel Wasch



Karel Wasch (1951) is publicist, biograaf en dichter. Zijn gedichten werden in veel bladen opgenomen en zijn bundel Het geluid van denken, verscheen bij In de Knipscheer.

Biografieën schreef hij over Floris Meijdam, Karel Wasch de oudere, Brendan Behan, Jack Kerouac en maar liefst 3 over Dylan Thomas (1914-1953) en een novelle over deze dichter.

De roman van Wasch over de jaren ’60, De belegering van de jonker, oogstte veel bijval. Verder recenseert hij poëzie voor Poëzie-Leestafel.info. Met zijn gedichten won hij drie prijzen.


https://www.karelwasch.nl



 

En het is waar


de oorlog is voorbij, maar water komt

gemengd met bloed uit kranen van

vooruitgang.

Wie waadt tegen woordstroom in?

Mijn kat is gestorven, want ook

dieren hebben iets sterfelijks, maar

al zijn gesprekken waren projectie

van mijn ziel in zijn kattenbak en

wat het ergste is

bij de dood van mijn beste vriend

was ik niet zo verdrietig als toen

Zooey terug werd geroepen naar zijn

Egyptische Groepsziel.


© Karel Wasch

Geplaatst in Bühne, 2003

 

Misschien

Moest jou zeggen hoe ik

Verloren had de strijd.

Maar in een gang vol koffers met gestold verdriet

trok je even aan mijn broekspijp

voordat ik je voorgoed verliet nog even

als altijd.

O, in het weekend als je van je moeder mag

kunnen we elkaar nog zien

ook doordeweeks en anders steeds

misschien.


© Karel Wasch

Opgenomen in 7 bloemlezingen en in
Onlangs nog, Nymfaeum Pers 2009

 

Momentopname


Erik mijn vriend, ik heb het toch nog maar eens
tegen jou. De vergrijsde foto met de kartelrand. Erik
een vriend uit duizenden, zonder voorbehoud.
Rots in de rivier. We dronken ons door een woud
van leugens en wisten nog niet welke leugens en
tot welke prijs. Na middernacht stonden we in
een stille straat, je gooide steentjes naar een onbereikbaar hoog
raam. Ik had het koud. Mijn auditie als toeschouwer.
Zij uit het tweede, derde - en zoals later zou blijken -
laatste bedrijf wachtte.
Stijve handen gooien mis. Misschien. Je had tranen in je ogen.
‘Grafiet’ zei je ‘zit middenin een potlood opgesloten’. Bedoelde
je de tekenen des tijds of begreep ik je toen al niet meer?
Sneuvelend op het slagveld van de stad. Bij afwezigheid
van een oorlog. Ik kijk en zie jouw open ogen en gras,
veel gras, we liggen naast elkaar te
dromen. Adem hoor ik en je slaapt. Of ben je dan al dood?


Het is maar een momentopname.


© Karel Wasch
Uit: Het geluid van denken
In de Knipscheer 2018

 

Opzij

Mijn vrouw voert broodresten

aan de zwanen, erbarmen

is zij in de zomerzon, waar

vogels eten samen, slechts dons

en veren op het kalme meer. Ik

onbezonnen jongeling, een schaduw

op haar achtergrond weet: Telkens weer

ontroert ze mij. Ze pakt mijn hand, ik

zie nu kruimels en haar glimlach

van opzij.


© Karel Wasch
Uit: Het geluid van denken
In de Knipscheer 2018

 

Verbogen geluid

“We leven in verbogen geluid!” zei je

voordat verplegers je klemden in

een dwangbuis van gezond verstand.

En toch begrijp ik, tot vandaag,

wel wat je zegt, het is niet krom

of recht, maar voor sommige van ons

verbogen.

Jouw wapenstilstand met de wereld

en seizoenen, terwijl de vijand aan

bleef vallen was

ongelijk en onterecht.

En uit zijn schuilplaats verscheen een God

voor jou te laat.

Maar weet je, als ik je graf bezoek en zitten ga daar,

aan de rand, dan hoor

ik vaag steeds dat geluid

verbogen, losgezongen en ver weg.


 © Karel Wasch
Uit: Toen dichters over engelen droomden
In de Knipscheer 2021.

 

Het geluid van denken

Ongetwijfeld waren ook voor haar

die ruzies vermoeiend,

eens stond de slaapkamerdeur op een

kier, waar ik de tijd dichtte met

liefdespoëzie voor een onzichtbare

geliefde.


Ze kwam niet binnen; vroeg alleen op matte

toon of ik iets wilde eten.

Mijn uitgehongerde geest gaf al geen antwoord

meer en alleen een leeslamp verlichtte

mijn schrijfmachine, terwijl een

smalle straal licht van het portaal

de kamer even binnenstroomde, de weg

naar haar, voordat de deur met een

smak werd dichtgegooid.


Later vertelde mijn zoon, dat toen

hij klein was en in de kamer erboven

sliep, hij het prettig vond mij te

horen typen beneden.


Het was een troostend geluid zei

hij, alsof hij naar mijn denken

luisterde. Soms vraag ik me af

hoe het geluid van mijn

denken tot troost kan zijn,

integendeel

lijkt me.


© Karel Wasch
Uit: Het geluid van denken
In de Knipscheer 2018

 

Zee


Met wijd open ogen

tastte ik

de korrels af

op zoek naar verloren tijdsbesef.


Zand werd water en

water keerde weer.


Het ruisen

was een klankdécor

in diep gepeins verzonken.


© Karel Wasch

Uit: Toen dichters over engelen droomden
In de Knipscheer 2021.

 

Onbekende bestemming


Voor de kleine jongen, die ik
toen was, voel ik een onverhoedse
steek van genegenheid.
Met blonde krulharen en
afgetrapte gympen wachtte hij
op de drempel van het grote
avontuur, dat zijn leven zou worden.
In de hal van het grote station
wachtte hij braaf, tot zijn vader
zou terugkomen met een krant en repen
chocolade voor onderweg.
Een ongekend gevoel van
ruimte en vrijheid bekroop hem.
De onverwachte mogelijkheid
in een trein te springen en weg te rijden
om vervolgens te stoppen waar hij nooit
was geweest, niemand kende en
eeuwig zou blijven…
Deze mijmering van gelukzaligheid duurde
slechts kort, want vader keerde terug met
de onvermijdelijke krant en repen chocolade
en ze bestegen ‘de krokodil,’ zoals de groene
trein in die tijd werd genoemd.
Toen we een tijdje op weg waren vertelde ik
vader, dat ik op een trein had kunnen springen.
Er is geen grotere stilte dan
een waarin diefstal plaatsvindt.
Ik had vaders zekerheid gestolen.
Hij keek mij even schuin aan vanachter zijn krant, een
sigaret in de mond. En zweeg.
Een maand later stierf hij en vertrok
met onbekende bestemming.


© Karel Wasch
Uit: Toen dichters over engelen droomden
In de Knipscheer 2021.




Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER