Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Karel van de Woestijne
Karel van de Woestijne
(1878-1929)
 
Ik zal u niet beminnen...


Ik zal u niet beminnen,
gij, die in vreê-gewaad
voorbij mijn torve zinnen
langs-heen mijn leven gaat.

Ik zie uw rústige ogen,
en 'k weet hoe góed ge zijt:
úw tederheid, gebogen
over mijne eenzaamheid.

En 'k heb u niets verborgen
van blijheid, drift en leed,
en hoe uw plegend zorgen
me in stilte wenen deed.

Maar - 'k zal u niet beminnen,
met brandend hart en brein;
ik wil u niet beminnen:
ik wil gelúkkig zijn.

Karel van de Woestijne
Uit Het vaderhuis 1896-1903
cyclus 'Verzen aan ene vrouw'

torve = nors; ruw; woest

 

Gelijk een hond die drentlend draalt en druilt...

 

Gelijk een hond die drentlend draalt en druilt
om eigen vuil, beruikt met schroom'ge teugen...
- Waarom uw avondlijken vreê bevuild
met slijk van derf verleden, o Geheugen?

Gelijk de vogel die zijn woonst beslecht
met peerlen bloeds, door de eigen pluim te plukken...
- Waarom, waarom uw beeltenis gerecht
uit leem van leed, vereeuwigend Verrukken?

Ach, diepte huilt en ijlte is hoogste kim;
begeert moet zich aan onmacht vergewissen;
en alle liefde is lammer dan de vin
van doode visschen.


Karel van de Woestijne (1878-1929)
uit: God aan zee
A.A.M. Stols, Bussum, 1926

 
Koortsdeun

't Is triestig dat het regent in den herfst,
dat het moe regent in den herfst, daarbuiten,
- En wat de bloemen wégen in den herfst;
- en de óude regen lekend langs de ruiten...

Zwaai-stil staan grauwe bomen in het grijs,
de goede sidder-bomen, ritsel-wenend;
- en 't is de wind, en 't is een lamme wijs
van kreun-gezang in snakke tonen stenend...

- Nu moest me komen de oude drentel-tred,
nu moest me 't oude vreê-beeldje gaan komen,
mijn grijs goed troost-moedertje om 't diepe bed
waar zich de warme koorts een licht dierf dromen,
en 't wegend wee in lede tranen berst...

... 't Is triestig dat mijn droefheid tháns moet komen,
en lomen in 't atone van de bomen;
- 't Is triestig dat het regent in den herfst...

Karel van de Woestijne
uit: Werken. van Dishoeck, Bussum 1928,

Tiba.

 
Als, bij moe-tanend avond-lichten

Als, bij moe-tanend avond-lichten,
angst daalt in onze aanwezigheid,
zijt gij 't, die voor onze aangezichten
de vreê der avond-lampe breidt.

Wij zitten, en ons leden wegen,
zwaar van stil-naedre dage-dood;
gij hebt zacht woorden die verplegen,
en breekt het vredige avond-brood.

En wij, die uwe gaven eten,
wij rusten in uw blijden haard,
en zien, ons leed bijna vergeten,
uw hand die stil de kruimels gaêrt;

en slapen in uw têre zorgen,
en raden niet hoe, troost-gewijd,
gij, voor u-zelf misschien verborgen,
van lijde' een béetre liefde zijt.

Karel van de Woestijne
Uit Het vaderhuis 1896-1903
Uit de cyclus 'Verzen aan ene vrouw'