Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Jacqueline van der Waals
http://cf.hum.uva.nl (alle gedichten van J v.d. Waals)


 
Ik ben mijn zonde moe...


Ik ben mijn zonde moe en mijn berouw,
ik ben mijzelve moede en ik ben
het zoeken moe naar God, die ik niet ken,
en die ik toch zo gaarne kennen zou.

Ik ben mijn zwakheid moe en mijn verdriet,
mijn arbeid en mijn hoop en mijn genot,
maar bovenal het zoeken naar mijn God! -
Ik ben het zoeken moede - maar God niet.

Hij ziet en kent mijn zonde en vergeeft
ze zeventig maal zeven maal en meer.
Hij wil niet, dat mijn ziele sterft maar leeft.
O, wonderbare goedheid van de Heer,
die naar zo moedeloos een ziel nog vraagt,
die alle dingen en ook mij verdraagt.


Jacqueline van der Waals
uit: Nieuwe verzen 1909
 
Winterstilte


De grond is wit, de nevel wit,
De wolken, waar nog sneeuw in zit,
Zijn wit, dat zacht vergrijzelt.
Het fijngetakt geboomte zit
Met witten rijp beijzeld.

De boom houdt zich behoedzaam stil,
Dat niet het minste takgetril
't Kristallen kunstwerk breke,
De klank zelfs van mijn schreden wil
Zich in de sneeuw versteken.

De grond is wit, de nevel wit,
Wat zwijgend tooverland is dit?
Wat hemel loop ik onder?
Ik vouw de handen en aanbid
Dit grootsche, stille wonder.

Jacqueline E. van der Waals
Uit Nieuwe verzen 1909

 
Vreemd, dat boom en tak zoo stil staan...


Vreemd, dat boom en tak zoo stil staan
In het gouden licht vandaag,
Dat de bladertjes zoo stil gaan,
't Een na 't ander, naar omlaag.

Dat het zonlicht zoo voorzichtig
Door de ijlheid straalt van 't lof,
En het groene blad doorzichtig
En veel eed'ler maakt van stof,

Dat het windje in de twijgen
Zoo behoedzaam gaat te werk
En aleen wat blaadjes zijgen
Doet op 't pad en 't bloemenperk,

Zonder 't wazig diep te raken
Waar de groene schemer blauwt,
Of den goudglans schuw te maken
In het ijlbebladerd hout,

Of te roeren aan den vijver,
Waar zeer statiglijk en traag
Twee voorname zwanen drijven
Met hun spiegelbeeld omlaag,

En wat late najaarsrozen,
Als bewasemend amethyst,
Al den weemoed van hun broze
Schoonheid heffen in den mist.

Jacqueline E. van der Waals
uit: Laatste verzen 1923
 
Heb mij lief, gelijk ik ben

 

Ik zou tot al mijn vrienden willen gaan
-Ook wel tot hen, die niet mijn vrienden zijn-
En vragen: Heb mij lief, gelijk ik ben
En stel aan mij geen eischen. Zie, ik kan
Niet onderhoudend praten, niet gevat
Of geestig zijn, en niet vertrouwelijk
Vertellen van mij zelf of van mijn ziel...
Wat zouden we ons vermoeien voor elkaar?

Laat mij maar zwijgend naast u zitten, stil
Verdiept in eigen werk, eigen gedachten.
Of- als gij praten wilt -spreek gij tot mij.
Ik zal wel luistren, als gij vriendelijk
Met lichten kout mij onderhouden wilt,
Wel lachen om de grappen, die ge zegt,
Wel ernstig kijken, als ge hoog, of diep,
Of ijdel praat van al te diepe dingen...

Maar, als ik dan zoo zwijgend zit, en luister
Naar uw gesprek- of naar het klokgetik-
Of 'k laat de stilte ruischen om ons heen,
-Die ruischt zoo prettig, als de menschen zwijgen-
Als 'k mij dan blij in uw nabijheid voel,
Dan zou ik willen vragen, en de stilte
-Of ons gesprek -verbreken met mijn vraag:
"Zeg, zijt ge ook blij, dat ik naast u zit?"
Spraakt gij dan "Ja", dan zei ik zacht: "Ik ook"...

En dat was alles, wat ik weten wou
En al, wat gij van mij behoeft te weten.

Jacqueline van der Waals
Uit: Nieuwe Verzen,
uitg. Callenbach (1909)


 

Mijn liefste draagt de liefde in haar oogen...

 

Mijn liefste draagt de liefde in haar oogen,
Al wat haar blik aanschouwt, wordt rein en goed,
Ze trekt het oog van elk die haar ontmoet,
En wien zij groet, voelt zich het hart bewogen

Door heilgen schroom die hem het hoofd gebogen
Doet houden en in deemoed zuchten doet,
Want trots en toorn ontvluchten het gemoed....
Helpt, vrouwen, mij, haar lieflijkheid verhoogen.

Een stille ootmoed en een blij vertrouwen
Vervult het hart, waar zij den mond ontsluit,
- Welzalig, die haar voor het eerst hoort spreken! -
En komt een glimlach de ernst der trekken breken,
Geen geest beseft, geen woorden spreken 't uit,
Dit wonder, lief, als bij het eerst aanschouwen.

Jacqueline van der Waals
Uit: Nieuwe verzen
Dante's `Vita Nuova'

 
Herfst

 

Vreemd, dat boom en tak zoo stil staan
In het gouden licht vandaag,
Dat de bladertjes zoo stil gaan,
't Een na 't ander, naar omlaag.

Dat het zonlicht zoo voorzichtig
Door de ijlheid straalt van 't lof,
En het groene blad doorzichtig
En veel eed'ler maakt van stof,

Dat het windje in de twijgen
Zoo behoedzaam gaat te werk
En aleen wat blaadjes zijgen
Doet op 't pad en 't bloemenperk,

Zonder 't wazig diep te raken
Waar de groene schemer blauwt,
Of den goudglans schuw te maken
In het ijlbebladerd hout,

Of te roeren aan den vijver,
Waar zeer statiglijk en traag
Twee voorname zwanen drijven
Met hun spiegelbeeld omlaag,

En wat late najaarsrozen,
Als bewasemend amethyst,
Al den weemoed van hun broze
Schoonheid heffen in den mist.

Jacqueline E. van der Waals
uit: Laatste verzen 1923 (postuum)
De Waelburgh Blaricum