De grijsblauwe plataanschaduw
zat hem als gegoten
al werd hem driemaal de maat genomen
achter dode namen
weerkaatste de hitte in zijn nek
het verlangen naar de zee
in zijn droge mond
waar is de klei, het zacht wuivend
helmgras, de verkoelende gedachte
aan rijp op de vensters
het krakende ijs zo plat als hier
de grond, vol krassen
de wake aan het wak
van zijn geheugen
rond als de verlepte bloemenkrans
aan zijn voeten
mocht dit van huis gaan zijn
dan liever de warmte
van de paardendeken
in het hooi van zijn jeugd
Wouter van Heiningen