Weblog: http://edithdegilde.blogspot.com/
Het is zo’n dag waarop alleen verkeerde woorden
samen met hem opstaan, zich uitrekken, pontificaal
voor hem gaan staan. “Weet je nog wat er gebeurde
toen je ons gebruikte?” Hij weet het weer.
Het eerste uur vraagt nog niet veel, misschien
kan hij het in de waan laten dat alles bij het oude is.
Hij acht de kans niet groot, zo’n uur is ook niet gek.
Voordat het om is heeft het hem al drie keer uitgelachen.
Oké, nu geen paniek. Er is niets wat je niet kent.
Streep alles door in je agenda. Telefoon eruit,
de bel af. Kruip weer in bed, dekens over je hoofd.
Het bloed dat in zijn oren gonst. Het vloekt, het scheldt.
Hij is hier niet, neuriet een wijsje dat nog niet bestaat.
Het helpt, verdomd, het helpt. Kan het zo simpel zijn?
Bedenk een lettergreep en nog een. Proef ze. Pas ze.
Zeg a – e – i – o – u en steek je tong uit. Grijns.
© Edith de Gilde
uit: Vleugels van cement, afdeling Houten pootjes
Witte Uitgeverij 2012
Ochtend
Ben ik de bruid? Hij dan mijn bruidegom?
Zijn adem is te zwaar om in te lezen.
Is dit mijn arm? Hij slaapt, het moet de mijne zijn.
De haan kraait in de ochtend van de eerste dag.
De zon komt op, ik zie de bloemen
op het tafelblad. Dit is ons huis.
Ik ben de bruid. Hij is mijn bruidegom.
Ik ken hem niet.
© Edith de Gilde
Uit: Vleugels van cement, afdeling Als ze toeslaat
Witte Uitgeverij 2012
Huilen in Den Haag: stel je geen tranen voor.
Het is een bed tegen een muur geschoven.
Dat afgepaste knikje in de lift.
Thuiszitten in stof van weken
en dan uitgaan in je nette pak.
Het zijn de hoofden in de rijen voor je.
Huilen in Den Haag is krap bemeten,
is naar een feestje gaan omdat het hoort.
Zeggen dat het goed gaat, dat je
weer eens op huis aan moet, we bellen!
Het krijsen uitbesteden aan een meeuw.
plotseling en onomkeerbaar weten
dat de zwaartekracht het winnen gaat
oogleden, borsten, ruggengraat
zijn al op weg gegaan
eindbestemming de omhelzing
van alomvattend donker
halteplaatsen onbekend
© Edith de Gilde
Uit: Vleugels van cement, afdeling Passage
Witte Uitgeverij 2012
weet je wel hoe kort
je armen hoe dun mijn lippen
al die anderen zeg je
kijk eens achter de gordijnen
ruik de bedden
hoor je de grendels?
denk maar dat ik bang ben
als het helpt
ja. natuurlijk. vrienden
© Edith de Gilde
Ze stonden op, een man, een vrouw,
in flatgebouwen die elkaar aankeken.
Zij vulde een emmer, hij laadde zijn wapens.
Ramen zullen weer vuil worden, mensen niet meer
opstaan. Iemand zal een boek schrijven,
brieven in dossiers stoppen. Niemand zal vastleggen
hoe de vrouw haar lichaam rekte, van de ladder stapte,
de zeem uitspoelde, de radio aanzette,
iets hoorde wat ze niet begreep.
© Edith de Gilde
Uit: Vleugels van cement, afdeling En wij maar timmeren
Witte Uitgeverij 2012
Als je al lijdt, dan lijd je toch met velen.
De grapjas in het bed rechts in de hoek
doet weer iets reuze komisch met zijn broek;
je reinste Pieter Bruegel-taferelen.
Maar nu de nacht. Omdat je hebt gekozen
tegen het semi-coma van een pil
lig je te woelen, heel je lijf in brand.
Daar snurkt er een; hier ligt de oude broze
meneer van Dam te kreunen, is dan stil.
Send in the rouwclowns. Dan is er haar hand.
© Edith de Gilde
Engeland is gesloten, zei het
geen ene timmerman
was ik Vlaams, dan kon ik schrijven:
valavond en ik mis u
in alle talen ontbreek je me
© Edith de Gilde
(je proeft hem, kauwt en slikt
kronkelwormig reist hij naar je maag
je sappen werken op hem in
door je darmwand glipt hij in je bloed
dringt je cellen binnen
laat zich daar verbranden)
lees me zo
© Edith de Gilde
iets was er
iets was er altijd
altijd was er
iets waar je niet bij kon
niets was er
niets wat je doen kon
en ergens daartussen
zat jij en je wachtte
en je wachtte op iets
en je zat en je wachtte
en jij was het wachten
je zat en je wachtte
je wachtte op iets
© Edith de Gilde
als daar - dat lavalampje in de vensterbank -
ging borrelen en stulpen en uitstromen
over de grijze tegels van de straat
als daar - die luipaardlampenkap - als die
zijn poten zou strekken, zijn kop oprichten
door de kleine ruiten breken
wat zou de zwarte krantenman dan doen?
hij zou hoog op een olifant tronen
en heersen over de Meidoornstraat
© Edith de Gilde
Het is een kwestie van oren.
Gisteren vingen ze stilte. Hoorden een blad vallen,
een noot kraken. Spitsten zich, speelse muizen.
Het was donker toen de vliegtuigen kwamen.
Het licht had weg moeten blijven. Hoe dom is de zon,
hoe zwart een blinddoek. Hoe doof kun je je maken.
© Edith de Gilde
en de woensdagen raakten losser en losser
dinsdagen hadden er niets mee van doen en
donderdag wist zich geen raad
treinen bevroren vliegtuigen ontspoorden
er kwamen nog wolkjes uit monden
maar geen enkel goed woord
kinderen kenden de waarheid als altijd
maar ook zij willen warmte en warmte was weg
en plotseling bleven de woensdagen weg
en toen pas, toen pas
© Edith de Gilde