De vlieger Een jongen had een vlieger gemaakt.
Het was een fraaie vlieger, maar hij
ging niet op, hoe hard de wind ook
blies. Misschien ligt het aan die wind,
zei zijn moeder, en blaast er straks
een andere, misschien wel een die
beter bij een vlieger past. Misschien,
zei de vader, is de staart te lang.
Zo'n staart die hangt er maar wat
aan. Misschien, zei de jongen, maar
maakte hem niet korter. Ook de staart
was voor hem van het grootste belang.
Luc Huybrechts
uit: Thuiskomst,
De Carbolineumpers 2002