Leestafel heeft toestemming van
uitgeverij Standard/Manteau om deze gedichten
op de Leestafelsite te plaatsen.
Junkieverdriet, bass-toon van deze tijd
Waar de verschopte verschaalt in een dode hoek
Van het denkperspectief, in de paranoia
Van de kleine penis en de schizofrenie van schaamte.
In deze wereld mijn waansisteem werd liefde
Een misdrijf in het duister en reizen kruipen
Uit de schaduw der ouders naar de schaduw van de dood.
Verdrinken tijdens de armslag naar meer.
Licht van alle licht, licht
Dat niet dooft met de dagen en mijn geheugen
Voortdurend doorschijnt, licht licht
Dat niet zinkt in de stof het woord
Dat muis is knagend binnen klein bestek,
Licht dat bomen doorruist en water, licht
Dat leeft op de vloedlijn bij springtij,
Tussen afkick en hit, wit licht, witte hitte.
Jotie T' Hooft
uit: Junkieverdriet,
Manteau 1976
Kleine vink, lieve kleine kinkel
-De liefde speelt mij parten-
Baby-face, bijou, scharminkel
Voor wie ik alles weer wil tarten
Tot ik, als vroeger, blind van pijn
Weer neerlig, eenzaam in het laken
Het gaat niet om het zijn
Maar om wat wij er van maken,
ENVOI:
Prinses, ik beschrijf wat ik bewonder,
Wat ik vrees, bemin of haat
Prinses, nu ik u ken kan ik niet zonder,
Gedoog niet dat ik u verlaat.
Jotie T'Hooft
uit: Junkieverdriet,
Manteau 1976
Je was snel voorbij.
Maar het was al genoeg,
het maakte me al blij.
Jotie T'Hooft
uit Poezebeest,
Manteau / 1978
Want wie als ik nooit heeft
gebouwen laat niets achter dan
verwachting en verwarring en
wat dan?
Wellicht in uw herinnering zal ik
stollen verstijven, niet lang meer
blijven maar verbleken tot verleden
en wat toen? Te doen?
'Het was waar' zult gij zeggen 'hij speelde
met woorden als geen ander maar wat
heeft dat te betekenen.' Zo bleek
zal ik zijn.
In u...
en wat dan...?
Jotie T'Hooft
uit: Schreeuwlandschap
Manteau, 1975
Dagen dat ik op weg naar mijn eigen kamer
verdwaal wisselen zich met dagen
waarop ik de wereld doorschouw als kristal.
Soms word ik krijsend wakker.
Soms word ik afgevoerd en verdoofd,
soms vastgebonden.
Er zijn momenten waarop ik eeuwenlang
mijmerend volmaakt gelukkig ben:
wanneer ik dan mijn handen op de aarde leg
zijn het kleine handen.
Jotie T'Hooft
uit: Verzamelde gedichten,
Elsevier Manteau, 1981
In nachten, nat en donker, was ik alleen
en mijn stem hoorde niemand. Ziektes
hebben mij bezocht in de jaren, ik wou
vluchten in de dood.
Maar niets was erger dan nu, ik wou
dat je bij me kwam en in mijn ogen keek.
Jotie T'Hooft
Uit: Poezebeest
Uitgeverij Manteau 1978
Dat mijn doods hoofd mij eens
en voor altijd wordt ontroofd
door medemensen eerst omkleed
door wormen dan geheel gedoofd:
Somber, zult u zeggen, triest.
Toch rest mij nog de stille hoop
eens als schedel vriend te zijn
van anderen als wanhoop hen bevriest.
Jotie T'Hooft
uit Schreeuwlandschap
Manteau 1975