Amsterdam Windrooskade
hij aarzelt staande aan de kade
bevrijdt zich moeizaam van het vlies
het zou wel snel boven hem sluiten
onomkeerbaar wat hem benauwt
in de flat waar hij uitgenodigd is
storen hem de partystemmen
treft hem blik gebaar noch lach
de snacks gaan traag aan hem voorbij
een raam laat het ochtendgloren toe
met een windvlaag die de rook versnijdt
nuchter geurend naar het grachtenwater
dan hoort hij moeders stem weerklinken
hem manend tot hij eindelijk knikt
berustend over alles wat ze hem verwijt
Alfred van Haskerland
Windrooskade 1995