Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Berge H.C. ten - Amstelstation 7.1.76/9.15 uur

Amstelstation 7.1.76/9.15 uur


Je hebt me in de trein
opnieuw getroffen

er is geen beeld, er staat een scherm
van woorden
dat je aan het oog onttrekt

hoewel door jou gewekt en twintig jaar
geschaduwd
wist je altijd ongezien te blijven

men mocht niets meer van je weten
dat je in je brieven schreef
”Ik ben geschonden
en gebeten
maar ik leef”

je schreef
“Het sap
zal spoedig door de takken stromen”

jij overheilig wijf
je bent in alles
wat ik schrijf aanwezig

steeds het galgenaas van godgeleerden
kreeg je soms gestalte,
nooit een lijf

veel besproken en toch
onbeschreven ben je
slechts als tekstlichaam intact gebleven

men las liefde en seizoenen af
aan je gegroefde huidstructuur

winter duurde eeuwen;
kou vrat je niet aan

wat strijd om het bestaan was
werd de kunst van overleven

nog zijn de tijden guur en wij
al voor de oerschreeuw aangetast

nu ik je aanraak met mijn ogen
zie ik weer
de glans van donker woordglazuur

H.C. ten Berge
Uit: Ons poëtisch dichtersland (V&D 1988)



Er zijn twee redenen waarom we dit gedicht gekozen hebben voor Gedicht uitgelicht.  Bij eerste lezing viel ons op hoe gemakkelijk en prettig dit gedicht leest. Ritmisch, overzichtelijk, niet hermetisch. Dat niet hermetische betekent dat de zinnen en strofes op zichzelf begrijpelijk zijn. Maar het verband tussen de zinnen is hier niet meteen duidelijk. Daarom is het mysterieus want je weet niet direct waar het over gaat, het maakt nieuwsgierig.
Ook vallen het een paar keer voorkomende verre rijm, waardoor het gedicht nog meer structuur krijgt,  en een aantal mooie zinnen op. Dat waren dan vooral de eerste en de laatste zin maar ook de andere strofes zijn prachtig en geheimzinnig. En je wordt, zoals later zal blijken, in de eerste strofe op het verkeerde been gezet. De tweede reden is dat de dichter H.C. ten Berge dit gedicht zelf heeft gekozen voor de bundel Ons poëtisch Dichtersland, een verzameling eigen voorkeursgedichten uitgegeven door V&D in 1988.


Een gedicht dat je na de eerste lezing mooi vindt en de moeite waard moet je een aantal keren overlezen en je afvragen : waar zie ik een dubbele betekenis en wat begrijp ik helemaal niet. Voor ons waren dat in eerst instantie: de strofes 5, 6, en 7.
5. "Ik ben geschonden en gebeten maar ik leef"
6. je schreef: "Het sap zal spoedig door de takken stromen"
7. jij overheilig wijf je bent in alles wat ik schrijf aanwezig
Als een gedicht niet meteen duidelijk is en we willen het toch begrijpen dan is het beste dat we kunnen doen iets over de dichter te gaan lezen. Andere poëzieliefhebbers en Google kunnen ons ook helpen. Dan blijkt al gauw dat H.C. ten Berge zijn onderwerpen vaak in het verre verleden vindt. We lezen dat het werk van deze dichter invloeden verraadt van Hadewych tot Gorter en van Azteekse poëzie tot Ezra Pound.
Hier hebben we direct al een aanknopingspunt: het overheilig wijf zou best eens Hadewych kunnen zijn, zij was een Begijn (katholieke ongetrouwde vrouw die een gelofte van kusheid aflegt maar leek blijft) met mystieke inslag en heeft mooie poëzie maar ook vele belangrijke en literaire brieven geschreven. En we lezen al in de vierde strofe dat de dichter het ook over brieven heeft.
Onder Hadewych vinden we op Internet (DBNL) maar liefst 31 brieven in het Middeleeuwse Nederlands met bij alle een lange toelichting. De citaten tussen aanhalingstekens in de strofes 5 en 6 zullen zo goed als zeker citaten uit die brieven zijn. Helaas hebben we deze niet teruggevonden maar het zijn dan ook 31 vaak lange brieven. Wel hebben we het volgende citaat gevonden:
Ay, al es nu die winter cout,
     Cort die daghe ende die nachte langhe,
Ons naket saen een somer stout
(Ach, al is nu de winter koud,
[al zijn] kort de dagen en de nachten lang,
ons naakt weldra een koene zomer)
Dit zijn de beginregels van een beroemd gedicht van Hadewych. En wat lezen we in de 10de strofe van het gedicht?
winter duurde eeuwen;
kou vrat je niet aan
Al met al zien we voldoende bevestiging van ons vermoeden dat het gedicht over Hadewych gaat. Bovendien blijkt uit studies dat de naam Hadewych en de naam Helwig (heilig wijf)  met elkaar in verband worden gebracht. . Alles bij elkaar voldoende aanwijzingen dus.



Eerst de titel: Amstelstation: 7.1.76/9.15 uur 
De dichter legt plaats en tijd zo nauwkeurig mogelijk vast; het is duidelijk dat hij wat hem toen overkwam van groot belang vond en diepe indruk op hem maakte.
Nu kunnen we de strofes één voor één gaan bekijken.

Je hebt me in de trein
opnieuw getroffen

Je denkt eerst aan een echte ontmoeting maar natuurlijk is hier bedoeld : je hebt me opnieuw geraakt, geroerd.

er is geen beeld, er staat een scherm
van woorden
dat je aan het oog onttrekt


De dichter leest slechts haar teksten, hij kan zich geen echte voorstelling van haar maken.


hoewel door jou gewekt en twintig jaar
geschaduwd
wist je altijd ongezien te blijven


Hij maakte al twintig jaar geleden met haar teksten kennis en haar "schaduw" bleef hem volgen, maar hij zag haar in feite niet duidelijk voor zich.

men mocht niets meer van je weten
dat je in je brieven schreef
”Ik ben geschonden
en gebeten
maar ik leef”


Dit is een moeilijke strofe. Er lijkt het woordje "dan" vergeten.
Als dit er inderdaad zo staat, dan moet het begrepen moet worden als:
men MOCHT niets meer van je weten is een verwijzing naar de keus die later door anderen gemaakt is over wat wel en niet bekend mocht worden van haar leven.
En dat wat ze in haar brieven ook geschreven heeft:”Ik ben geschonden en gebeten maar ik leef” zoveel mogelijk verborgen moest blijven. Te veel mens, te weinig heilige? Als dit vermoeden juist is moet dit "onder de pet houden" toegeschreven worden aan de godgeleerden die iets verder in dit gedicht worden genoemd.

je schreef
“Het sap
zal spoedig door de takken stromen”


Hopen op de lente of: op betere tijden?

jij overheilig wijf
je bent in alles
wat ik schrijf aanwezig


Hier gaat de dichter over tot een milde vorm van verwijt, hij scheldt haar uit voor overheilig wijf. In de twee daarop volgende regels verwijt hij haar indirect dat zij hem obsedeert.

steeds het galgenaas van godgeleerden
kreeg je soms gestalte,
nooit een lijf


Gestalte is hier als beeldspraak gebruikt: waarschijnlijk is bedoeld: vorm

veel besproken en toch
onbeschreven ben je
slechts als tekstlichaam intact gebleven


Ze is door godgeleerden als het ware kaal gevreten als een galgenaas (door studies en publicaties) en soms kwam een figuur naar voren maar nooit een echt mens. Het woord galgenaas wijst er ook op dat Hadewych bij godgeleerden als ongunstig bekend stond. Het woord tekstlichaam wordt zelden gebruikt maar betekent een samenhangend geheel van teksten van een auteur.

men las liefde en seizoenen af
aan je gegroefde huidstructuur


Ze schreef over de liefde ("de minne" in het Middeleeuws) maar ook veel over de seizoenen. Huidstructuur slaat op het perkament waarop de teksten geschreven zijn; het werd meestal van kalfshuid gemaakt. Het heeft een mooi verband met het hier vlak voor gebruikte tekstlichaam.

winter duurde eeuwen;
kou vrat je niet aan

wat strijd om het bestaan was
werd de kunst van overleven

Haar leven was vol van lijden, vasten en versterving. Maar we kunnen het omkeren: haar overleven is voor ons nu leesbare kunst geworden.

nog zijn de tijden guur en wij
al voor de oerschreeuw aangetast


De dichter beseft dat ook de huidige tijd "guur" is en dat de mens al voor bij het begin van zijn bestaan reeds aangetast was door onvolmaaktheid en de voorbestemming tot lijden en verdriet.

nu ik je aanraak met mijn ogen
zie ik weer
de glans van donker woordglazuur

Prachtige slotregels die eigenlijk  voor zichzelf spreken. Het lezen als letterlijk aanraken gezien en de donkere glans van de oude inkt en het perkament, natuurlijk ook figuurlijk op te vatten.


Nog een persoonlijke opmerking: Het meest bijzondere van dit gedicht vind ik nog wel dat een 20ste eeuwse intellectueel zo gefascineerd wordt door een vrome vrouw die zeven eeuwen geleden leefde en brieven schreef, en daar dan een modern gedicht van maakt.

Met dank aan Dettie, Librije, Mira en Tiba.

Pieter

Reageren, klik hier