Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Karel Jonckheere
 Vlaams dichter, criticus en prozaschrijver (1906-1993).
Hij schreef memoires, reisnovellen, kritieken, essays en proza,
maar is voornamelijk een dichter.
Zijn belangrijkste thema's zijn:
verlies van het geloof, de zee, verdriet van het kinderloos paar,
verbondenheid met de geboortegrond en met de voorouders.

Leestafel heeft toestemming van Uitgeverij
Standaard/Manteau om de gedichten
van Karel Jonckheere te plaatsen op de Leestafelsite.


 
Anti-nieuwjaar

Altijd en ergens oudejaarsavond
op een ster in een boek of een brief
ik vier mijn tijd niet in namen
ik hef geen punch op een dief.

Eeuwen zo oud als mijn jaren
mijn jaren zo jong als de wind
die met datumloze gebaren
mij uit de kalenders ontbindt.

Deze avond blijf ik afwezig
betrek een aanwezigheid
op einders die mij genezen
van mijn vergankelijkheid.

Karel Jonckheere
uit: In de wandeling lichaam geheten,
Manteau Brussel 1969

 
Vaarwel

Al ga ik zeer ver weg, wil mij getroost beminnen,
het is geen ander ik dat op een steven staat
om onder feller licht een leven te beginnen
met dromen die gaan bloeien voor een nieuw gelaat.

Mijn ogen blijven thuis; bij u blijven mijn handen.
Nasst u is rust genoeg voor hen, zelfs avontuur;
want beter dan wie ook weet ik dat vreemde landen
niets anders voor ons zijn dan de oude, blinde muur

Dus zeg ik u tot ziens, oprecht, daar zal ik keren.
Bewaar dit huis terwijl ik elders zwerven moet
Waarom, ik weet het niet. Misschien om eens te leren
dat gij die achterblijft de ware reizen doet.

Karel Jonckheere
uit: Poëtische inventaris
Amsterdam/Brussel, Paris-Manteau, 1972

 
Fabel van de bloedtransfusie

Ik word overreden riep de oude vrouw
de schokbreker wist van toeten noch blazen
ze liep in de weg zei de man achter 't stuur
ze heeft rood bloed zei het zwarte asfalt
haar bloed is weg zei de witte chirurg
ze is voor mij zei grijs de dood.

Hier is mijn bloed zei de man in de deur
ik ben haar zoon zei het bloed in de man.

Ben ik al koud vroeg de vrouw aan haar droom
waar is de hemel de hel met goud vuur ?

De chirurg tot de spuit tot de huid tot de prik tot het bloed.

Blijft dat zo tot in der eeuwigheid
ze bederven mijn stiel zei de dood tot de tijd.

Ik ben het zei de zoon tot de moeder
ik ben het zei het bloed van de zoon tot de moeder
d.w.z. tot het bloed van de koelende moeder.

Dag bloed zei dit bloed 't is lang geleden
om u weer te zien zou men geld besteden.
'k Zou haar hart willen zien zei het bloed van de zoon.
Kom dan mee, jong bloed, zei het bloed van de moeder
wacht op het tij en verschuw haar niet
de tropen de meisjes zijt gij niet ziek?

Benauwd heb ik het zei het bloed van de zoon
benauwd en koud in deze oude woon.
Houd mij maar vast zei het bloed van de moeder.

Kent gij de weg ik ken hem wel.
Door het rechter hart dat hem herkende
door de twee longen die hem herkenden
door het linker hart dat hem herkende
door het hoofd dat hem niet herkende.

ik heb mijn tijd, zei de dood tot de tijd.

Ten tweeden male door hart en longen
en weer naar het hoofd
en weer door het hoofd.

Ik voel me al beter zei 't bloed van de zoon
ik heb u verwarmd zei 't bloed van de moeder.

Ze tracht te spreken zei de chirurg tot de zoon
leg uw oor aan haar mond haar leven zal spreken.

Toen heeft de mond van de moeder gezegd
en alleen het oor van de zoon kon het horen:
ik droomde dat mijn zoon werd geboren.

Karel Jonckheere
uit: Poëtische inventaris,
Paris/Manteau, Amsterdam/Brussel, 1972