Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Johanna Kruit (zeespecial)
 
De zee

De zachte, de zoete, de zoute zee.
Zachtmoedige, zekere, zilveren zee.

De zwiepende, zwoegende, zwoele zee.
De zeegaande, zilte en zoele zee.

De zeezieke zee en de zeldzame zee.
De zeesterrenzee en de zeilende zee.

De zalige, zappende, zedige zee.
Zeegroene, zingende zeepaardjeszee.

De zinkende, zuchtende, zilverzandzee.
De zwemmende, zwevende, zuigende zee.

De zwepende, zwervende, zwalpende zee.
De zwaaiende, zwierige, zompige zee.

De zoemende, zondige, zotte zee.
Met het wiegende, wassende water.

Johanna Kruit
Ongepubliceerd

 
Meisje aan zee

Laaiende zon op het witte strand.
Meisje alleen aan de waterkant.
Water is zout en water is zacht.
Water omhelst als maanlicht de nacht.
Water is wijder dan land.

Meisje alleen waar nog water is.
Golven zijn hoog boven zilveren vis.
Vissen zijn stil en vissen zijn snel.
Vissen vergeten van dagen de tel.
Vissen zijn zonder gemis.

Meisje en vissen in golvende zee.
Hoog boven water de dansende meeuw.
Meeuwen zijn vrij en meeuwen zijn groot.
Meeuwen gaan verder dan avondrood.
Avond neemt alles mee.

Johanna Kruit
uit “Zoals wind om het huis”
Uitgeverij Bakermat – Belgie - 1995

 


Varen - 1

Ik vouw een boot
van wit papier,
ik maak een zeil
van wind.

Dan vaar ik weg
door water - wier
en niemand die me vindt.

Ik heb een droom
die neem ik mee
een droom van
zoute zee.

Alleen de vogels
om me heen
die mogen
met me mee.

Johanna Kruit
uit “De maan begon te schijnen”
Uitg. Leopold – Amsterdam - 2002

 
Varen - 2

Achter de woorden zal ik me verschuilen.
Achter de wind die het water doet huilen.

Daar is de maan die me stil komt begroeten.
Wit schijnt het licht op het zand aan mijn voeten.

Niemand die ziet wat ik hier heb gebouwd.
Een schip om te zeilen, de golven zijn zout.

Nu ben ik weg en dwars door het licht.
Vaar ik naar jou toe in mijn gedicht.

Johanna Kruit
uit “De maan begon te schijnen”
Uitg. Leopold Amsterdam - 2002

 

De Zeeën

De hemel houdt zich blauw
de zolder wordt al donker.
Ik ga vast leunen door het raam
en zoek de Zeeën van de maan.

Mare Nubium is Zee van de Wolken
en Sinus Rorus is Golf van de Dauw.
Mare Vaporum is Zee van de Dampen
en Mare Frigorus is Zee van de Kou.

Ook is er nog een Zee van de Regen
een Golf van de Randen, een Zee van de Rust.
Ik kijk door mijn kijker en zie soms de branding
in golven kapot slaan op iedere kust.

Ik droom van die Zeeën, met rondom de sterren
die altijd maar weer aan de hemel staan.
Ik sta op de zolder en denk aan de verte.
Wie geeft mijn gedachten een naam?

Johanna Kruit
uit “ Wat je voelt zit in je hoofd”
Uitg. Bakermat – Belgie - 1997

 

Aan zee

Gedachten dansten door mijn hoofd
omgeven door legendes
het strand was wijd en eindeloos
ik voelde weer, herkende

het kind van vroeger dat hier ging
mijn ogen bleven staan
een schip vol kleuren kwam voorbij
om verder weg te gaan.

Het leek of ik een beetje sliep
en of een verre vogel
die ik al haast vergeten was
mij naar de toekomst riep.

Johanna Kruit
Ongepubliceerd

 
Het logboek

Vol van water was het boek
dat ik vanmiddag vond.
De zee heeft het gewassen
de wind heeft het gedroogd.
De doorgelopen teksten
sturen dromen naar mijn hoofd.

Het boek houdt mij gezelschap:
ik ben de kapitein
die naar het hoge Noorden vaart.
Hoe ver is het geheim?
De reizen die ik heb bedoeld
zijn al een beetje aangespoeld.

Johanna Kruit
uit: “Wat je voelt zit in je hoofd”
Uitg. Bakermat – Belgie - 1997

 


Een kind

Het zonlicht dat in wolken hing.
Een kind dat langs het water ging.

De zee die naar de duinen liep.
Een vogel die geheimtaal riep.

Hoe glinsterend het water was.
De dromen die het kind bedacht.

De schelpen op het witte strand.
De wieren in een kinderhand.

Het zonlicht dat in wolken hing.
Een kind dat langs het water ging.

Johanna Kruit
uit: “De maan begon te schijnen”
Uitg.Leopold Amsterdam - 2002

Aquarel van Nan Burgersdijk
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
(copyright Nan Burgersdijk)

 
Meisje verdwaald

Ze wou naar huis, ze liep aan zee.
De wind nam haar veel verder mee

dan ze graag wilde, maar ze moest.
De zee werd wild, de zee werd woest.

Toen kwam het donker voor haar staan.
De duinen knielden voor de maan.

De wind bracht kou, de zee gaf kilte.
Een vogel krijste door de stilte.

Ze gilde hard, zonder geluid.
Hoe komt ze ooit de nacht weer uit?

Johanna Kruit
uit “De maan begon te schijnen”
Uitg.Leopold – Amsterdam - 2002

 
Zusje - 1

Verdween mijn zusje onverwacht.
En niemand die haar lopen zag.

De zon sloop weg, de dag werd oud.
De maan kwam op, de nacht was koud.

We zochten haar aan strand en zee.
Misschien nam Westenwind haar mee.

We riepen hard en zongen zacht.
We zochten sporen in de nacht.

Maar alles gaat zoals het moet.
En zij bleef weg, voorgoed, voorgoed.

Nu zingt de wind een droevig lied.
Vergeet mij niet, vergeet mij niet.

Johanna Kruit
uit “Wie weet nog waar we zijn?”
Uitg. Leopold Amsterdam - 1999

 
Zusje

Het zusje dat zo dwalen moest
langs verre stranden, golven woest

zij gaf de woorden toekomst mee
en bracht ze naar de wijde zee

nu is ze weg, haar stem werd stil
maar als ik haar weer horen wil

sluit ik mijn ogen om te zien
of zij nog ergens is misschien.

Johanna Kruit
ongepubliceerd

 
De schepen

Van ver kwamen de schepen. Vreemde namen
in tekens die ik niet kon lezen
hielden beloftes in. Ik dacht te weten
waarom en met welk doel ze kwamen.

“Jij spoelde aan, ik droomde dat je kwam.
Toen ik je vond was je nog nat”.
Omdat mijn moeder nooit gelogen had
werd ik prinses die wachtte aan de kant.

De schepen kwamen langzaam dichterbij
en kozen zee. Na jaren gaan en komen
spoelden zij gaten in mijn dromen.
Dat wat niet waar was, was ineens voorbij.

Johanna Kruit
uit “Omtrent het getij”
Uitg. Thomas Rap – Amsterdam - 1985