Melkweg
COMPOSITIE 10, 1939-1942
Piet Mondriaan
Geen mens nee zelfs geen boom
te zien, het groen voorbij, de wereld
weg gekeken, glad getrokken,
geschikt met een gesnoeid palet.
Windstil linnen, elk geruis gestold
in verf, de hang verradend naar dat
diepste evenwicht, de sluimerende
maat van alle dingen. De grote lijnen
trok hij zijwaarts en omhoog,
als volstrekte armen van een boom.
Òf die van ons, na alsmaar rekken
reiken naar elkaar en hemelwaarts –
Inge Boulonois
Uit: Idioom van geluk
Poeziefonds Open, Uitgeverij Kontrast,
Oosterbeek 2016
LANDSCHAP MET KERK EN DORP, 1665-1670
Jacob van Ruisdael
Starend naar Van Ruisdael
zie ik billboards noch mobielmasten
het platte land bestaan, geen files
van flats of lasso’s van x-baanswegen
stikvol blik met hete adem
van en naar industriegebieden gaan.
De horizon ligt languit,
zonlicht struint door puur
en hoog oud-Hollands blauw,
oranje daken zwermen om een kerkje.
En tussen schoven hooi,
te tellen schapen zonder gele oorlellen
picknickt een gezin in lang groen gras.
In kloppend perspectief:
piepklein hun ik –
Inge Boulonois
Uit: Het geluk van een tafel (2011)
Eerst dacht ik bij het woordje kunst alleen aan schilderijen,
Toen dacht ik bij het woordje kunst ook eens aan beeldhouwwerken,
die doodstil staan gevangen op een sokkel in de grond.
Ik heb een beeld gestreeld, maar of een steen een aai kan merken?
Ik weet niet eens of 't standbeeld zélf wel wist dat het bestond!
Nu denk ik bij het woordje kunst aan thuis en aan verhalen,
die opgeslagen liggen in een dichtgeslagen boek.
Ik kan er met mijn vinger en mijn ogen in verdwalen
en vind er soms een streling in als ik een streling zoek.
© Ted van Lieshout
uit: Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen
(Leopold); 1987
Als een heimelijke kleur
© Roland Jooris
Aan mijn vrienden de schilders
want ze schouwen in een gezicht
een lichaam een landschap
kleur die pokert met een vorm
de rauwe vlek van het rode oker
blijkt een luie dij in het licht
van het voltooide schilderij
Van mijn vrienden de schilders
heb ik het kijken geleerd
het nijvere speuren naar het moment
waarop het beeld zich ontsluiert
Bonnards schuit, op de plecht voorgoed
gedroomd 't meisje, drijft op de vijver
waarin beschroomt aan de kant
de jongen met een twijgje roert
In mijn vrienden de schilders
herken ik ook wat mij beroert
hoe in een overhoedse wending
schitterend in het kunstlicht
de ademloze salto mortale
van de beheerste acrobaat
een ogenblik en voor eeuwig
de schone waarheid wordt
© Remco Campert
Uit: Een neger uit Mozambique
De bezige bij, Amsterdam 1988
Zoals dode fazanten en patrijzen
precies hun plaats kennen op een
glanzende schaal, versierd met
een handvol bedauwde druiven, zo
vanzelfsprekend mooi in kamers
met een raam op het noorden, in
ingehouden licht, als vogels in een
kooi met het deurtje open, niet bij
machte om te vluchten, wachtend
op iets dat vanuit dat raam misschien
ooit: deze vrouwen vaak het hoofd
gebogen, bezig met wat nauwelijks
bewegen nodig maakt. Een brief
die wordt gelezen, melk gegoten,
een parel gewogen, een leven geleefd.
Marc Tritsmans
Uit: Van aarde,
Lannoo, Tielt 1999
'Ik heb het Rood van ’t Joodse Bruidje lief’
…het broderietje kruip ik over, ‘t kuise
Met dank aan Pierre Kemp
© Anneke Brassinga
Uit: IJsgang
De Bezige Bij, Amsterdam, 2006
Ik heb het Rood van ’t Joodse Bruidje lief,
© Pierre Kemp
in Maatstaf, juni-juli 1956
Opgenomen in Verzamelde werk
Van Oorschot 1976
David
Beelden werden niet gemaakt, ze moesten 'worden
(ergens, in een windstille juni, op een wit,
onbewond eiland in een blauw-groene zee)
en inderdaad, hij vond een prachtige steen,
onder zijn huid een perfekte machine
van hersenen, spieren en hart,
en niets van moeite, niets van een beweging
die er ooit was of nog zou, alleen
houding, onverschillige kracht
van milliarden kristallen, volmaakte
kopie van een jeugd.
© Rutger Kopland
uit Geluk is gevaarlijk
Maarten Munitinga/Rainbow 1998