Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Gedichten over BLOEMEN
Gedichten over bloemen

 

 

 

 De Akelei (Dürer)

 

Toen hij het kleine plantje vond,
boog hij aandachtig naar de grond
en dan, om wortels en om mos
groef hij de fijne aarde los,
voorzichtig - dat zijn hand niets schond.

Behoedzaam rondom aangevat
droeg hij het langs het slingerpad
van bos en akker voor zich uit,
en schoof het thuis in 't licht der ruit
zoals hij het gevonden had.

Dan, fluitende en welgezind
mengde hij zoekend eerst de tint;
diepblauw en zwart ineengevloeid,
met enk'le druppels rood doorgloeid,
dat het tot purper samenbindt.

En uur aan uur trok stil voorbij;
zó diep verzonken werkte hij,
dat het hem soms was of zijn hand
de vezels tastte van de plant-
zo glanzend kwam de omtrek vrij.

Totdat het gaaf te prijken stond:
de wortels scheem'rend afgerond,
het uitgesprongen groene blad
scherp in zijn karteling gevat
tegen de lichte achtergrond;

de bloemkroon purper violet,
de hokjes om het hart gebed
en boven de geknikte steel
de honingsporen, het juweel
vijfvlakkig: kantig neergezet.

In 't vallend donker toefde hij
nog dralend bij zijn akelei;
dan, in het laatste licht van 't raam
schreef hij de letters van zijn naam
en 't jaartal glimlachend erbij.

Ida Gerhardt
Uit: Tijdschrift Tijd en taak

 

 
Gemompel

Kijk hem met zijn bloemen.
Nou denk je hij heeft succes gehad
of een rijke bewonderaar.
Maar reken maar dat ze elke avond dezelfde bos krijgen
op alle bühnes van het land
rozen van plastic
voor de goedkoopte.

Remco Campert
uit: Remco Campert. Dichter,
De Bezige Bij, Amsterdam 1995

 
Een Bloem

Als ik een bloem was,
zou ik dan nu bloeien?

Of zou ik een bijzondere bloem zijn,
een onvoorstelbare bloem,
een bloem die niet kan kiezen tussen bloeien
en niet bloeien,

En die over de rand van een vaas voorover
leunt
om te zien of zijn afgrond een bodem heeft?

Of zou ik alleen maar kunnen bloeien,
moeten bloeien,
rood en gedachteloos,
op een ongerepte schoorsteenmantel, ergens
tussen schaamte en geluk?

En als ik een bloem was,
zou ik dan weten wanneer ik moest verwelken?
Nu nog niet?

Toon Tellegen,
Uit: Kruis en Munt

 


De waterlelie

Ik heb de witte water-lelie lief,
daar die zo blank is en zo stil haar kroon
uitplooit in 't licht.

Rijzend uit donker-koele vijvergrond,
heeft zij het licht gevonden en ontsloot
toen blij het gouden hart.

Nu rust zij peinzend op het watervlak
en wenst niet meer...

Frederik van Eeden
Uit: Van de passielooze lelie,
W. Versluys, Amsterdam, 1901

 
Conversatie met mijn bloemen

I

Ik weet het bloemen,
gij die aan mijn venster staat
en luistert naar de houten stemmen in de straat,
langer dan mijn naam zult gij bestaan
en luisteren naar de straat,
die mij smorgens als een vogel
loslaat in de tuinen van de dag
en die me savonds,
als de bloemen aan hun venster slapen,
vraagt of ik gelukkig was.

Gij weet het bloemen,
gij die aan de kleuren namen geeft
en luistert
naar mijn klein gebeuren in de straat,
dat ik een wezen ben
dat tussen mensen staat
en dat alleen is, meer alleen
dan aan mijn venster in zijn kleine kooi
de blinde vogel die zijn meester haat.

Wij weten bloemen
dat er in de droefheid
vreugde en wat kleur bestaat
en daarom bloemen
zijn wij soms gelukkig,
gij en ik.

Paul Snoek
uit: Paul Snoek: Gedichten 1954-1968
A. Manteau, Brussel/Den Haag 1969

   
Krokussen

Met een nog koude hand
liefkoost ontwakende aarde
de krakers van het ijskasteel

Jana Beranova,
Uit: Geen hemel zo hoog
Agathon

 
Ja rozen

Dit zijn rozen voor je
en alle poëzie
Dit is mijn mooiste pose:
die van liefdes acrobaat,
zwevend schijnbaar moeiteloos,
maar met krampende tenen
boven een bed
van rozen en doornen.

Ik zal je nu beschrijven:
kijk ik teken rozen op je huid
en jij doornen op de mijne.

Goed,
ik ben acrobaat.
Is er een mooiere pose?

Pose van gevaar,
balancerend tussen begeerte en verweer:
ik stijg, ik val en onderwijl:

ik teken rozen
rozen
rozen

en dit zijn rozen.

Remco Campert
uit: Remco Campert-Dichter
De Bezige Bij, 1995

 


Flos Susannae*

De mooiste vlinder is de orchidee.
En deze vlinder, in de vlucht gevangen,
voorgoed aan blad en stengel opgehangen,
is hagelwit; de vleugels van een fee.

Of beter nog, een witte negligé,
wijd golvend en de rand omzoomd met lange
frivole franje, teken van verlangen
naar wild en nachtelijk plezier voor twee.

Aleen de bijen komen snoepen, overdag.
En Rumphius maakt, voor zijn Kruiden-boeken
van haar bedeesde schoonheid een verslag.

Zijn pas gestorven vrouw was ooit de vinder
en wees hem deze bloem bij 't planten zoeken.
Hij noemt de bloem Susanna, naar zijn vlinder.

*Pecteilis susannae

Patty Scholten
uit: Een tuil zeeanemonen,
Atlas, Amsterdam 2000

 
Bloem

Het is een bloem
om er met een vaantje om rond te gaan
en zacht te zingen.
Het is een bloem om niet meer burger te zijn,
maar een broer van een kinderhemdje in zonneschijn.

Pierre Kemp
Verzamelde gedichten
van Oorschot 1976

 
Bloemen

Als alle mensen eensklaps bloemen waren
zouden zij grote bloemen zijn met lange snorren.
Vermagerde vliegen, dode torren
zouden blijven haken in hun haren.
Tandenstokers, steelsgewijs ontsproten,
zouden zwellen tot gedraaide tafelpoten,
katoenen knoppen zouden openscheuren
t9ot pluche harten die naar franje geuren,

En op de bergen zouden gipsen zuilen staan
Die gipsen druiven huilen.

Op het water dreven bordkartonnen blaren,
De vlinders vielen uit elkaar tot losse vlerken
En van geur verdorden alle perken
Als alle mensen eensklaps bloemen waren.

Leo Vroman
Uit: 262 gedichten
Querido, 1974

 
Boterblômmetje.


Ik moet u toch 'reis roemen,
Mijn kleine boterblôm!
Al keken de andre bloemen
Daar nog zoo knorrig om;
Gij staat zoo glinstrend in het hout,
Alsof ge waart van klinkklaar goud.

De bloempjes in de potten,
De bloempjes in de kast,
Die hebben mak'lijk spotten,
Zij worden opgepast;
Gij staat in alle wind en weêr
En groeit en bloeit toch evenzeer.

Ik kon wel van u leeren,
Heeft Vader mij gezeîd:
Meer dan de mooiste kleêren
Siert ons tevredenheid; -
Zoodat een arm en dankbaar kind
Verdient, dat men het dubbel mint!


J.P. Heije
Uit: Al die kinderliederen 1861