De Akelei (Dürer) Toen hij het kleine plantje vond, boog hij aandachtig naar de grond en dan, om wortels en om mos groef hij de fijne aarde los, voorzichtig - dat zijn hand niets schond. Behoedzaam rondom aangevat droeg hij het langs het slingerpad van bos en akker voor zich uit, en schoof het thuis in 't licht der ruit zoals hij het gevonden had. Dan, fluitende en welgezind mengde hij zoekend eerst de tint; diepblauw en zwart ineengevloeid, met enk'le druppels rood doorgloeid, dat het tot purper samenbindt. En uur aan uur trok stil voorbij; zó diep verzonken werkte hij, dat het hem soms was of zijn hand de vezels tastte van de plant- zo glanzend kwam de omtrek vrij. Totdat het gaaf te prijken stond: de wortels scheem'rend afgerond, het uitgesprongen groene blad scherp in zijn karteling gevat tegen de lichte achtergrond; de bloemkroon purper violet, de hokjes om het hart gebed en boven de geknikte steel de honingsporen, het juweel vijfvlakkig: kantig neergezet. In 't vallend donker toefde hij nog dralend bij zijn akelei; dan, in het laatste licht van 't raam schreef hij de letters van zijn naam en 't jaartal glimlachend erbij. Ida Gerhardt Uit: Tijdschrift Tijd en taak
GemompelKijk hem met zijn bloemen. Nou denk je hij heeft succes gehad of een rijke bewonderaar. Maar reken maar dat ze elke avond dezelfde bos krijgen op alle bühnes van het land rozen van plastic voor de goedkoopte. Remco Campert uit: Remco Campert. Dichter, De Bezige Bij, Amsterdam 1995
Een BloemAls ik een bloem was, zou ik dan nu bloeien? Of zou ik een bijzondere bloem zijn, een onvoorstelbare bloem, een bloem die niet kan kiezen tussen bloeien en niet bloeien, En die over de rand van een vaas voorover leunt om te zien of zijn afgrond een bodem heeft? Of zou ik alleen maar kunnen bloeien, moeten bloeien, rood en gedachteloos, op een ongerepte schoorsteenmantel, ergens tussen schaamte en geluk? En als ik een bloem was, zou ik dan weten wanneer ik moest verwelken? Nu nog niet? Toon Tellegen, Uit: Kruis en Munt
De waterlelie
Ik heb de witte water-lelie lief, daar die zo blank is en zo stil haar kroon uitplooit in 't licht. Rijzend uit donker-koele vijvergrond, heeft zij het licht gevonden en ontsloot toen blij het gouden hart. Nu rust zij peinzend op het watervlak en wenst niet meer... Frederik van Eeden Uit: Van de passielooze lelie, W. Versluys, Amsterdam, 1901
Conversatie met mijn bloemenI Ik weet het bloemen, gij die aan mijn venster staat en luistert naar de houten stemmen in de straat, langer dan mijn naam zult gij bestaan en luisteren naar de straat, die mij smorgens als een vogel loslaat in de tuinen van de dag en die me savonds, als de bloemen aan hun venster slapen, vraagt of ik gelukkig was. Gij weet het bloemen, gij die aan de kleuren namen geeft en luistert naar mijn klein gebeuren in de straat, dat ik een wezen ben dat tussen mensen staat en dat alleen is, meer alleen dan aan mijn venster in zijn kleine kooi de blinde vogel die zijn meester haat. Wij weten bloemen dat er in de droefheid vreugde en wat kleur bestaat en daarom bloemen zijn wij soms gelukkig, gij en ik. Paul Snoek uit: Paul Snoek: Gedichten 1954-1968 A. Manteau, Brussel/Den Haag 1969
|
KrokussenMet een nog koude hand liefkoost ontwakende aarde de krakers van het ijskasteel Jana Beranova, Uit: Geen hemel zo hoog Agathon
Ja rozenDit zijn rozen voor je en alle poëzie Dit is mijn mooiste pose: die van liefdes acrobaat, zwevend schijnbaar moeiteloos, maar met krampende tenen boven een bed van rozen en doornen. Ik zal je nu beschrijven: kijk ik teken rozen op je huid en jij doornen op de mijne. Goed, ik ben acrobaat. Is er een mooiere pose? Pose van gevaar, balancerend tussen begeerte en verweer: ik stijg, ik val en onderwijl: ik teken rozen rozen rozen en dit zijn rozen. Remco Campert uit: Remco Campert-Dichter De Bezige Bij, 1995
Flos Susannae*
De mooiste vlinder is de orchidee. En deze vlinder, in de vlucht gevangen, voorgoed aan blad en stengel opgehangen, is hagelwit; de vleugels van een fee. Of beter nog, een witte negligé, wijd golvend en de rand omzoomd met lange frivole franje, teken van verlangen naar wild en nachtelijk plezier voor twee. Aleen de bijen komen snoepen, overdag. En Rumphius maakt, voor zijn Kruiden-boeken van haar bedeesde schoonheid een verslag. Zijn pas gestorven vrouw was ooit de vinder en wees hem deze bloem bij 't planten zoeken. Hij noemt de bloem Susanna, naar zijn vlinder. *Pecteilis susannae Patty Scholten uit: Een tuil zeeanemonen, Atlas, Amsterdam 2000
BloemHet is een bloem om er met een vaantje om rond te gaan en zacht te zingen. Het is een bloem om niet meer burger te zijn, maar een broer van een kinderhemdje in zonneschijn. Pierre Kemp Verzamelde gedichten van Oorschot 1976
BloemenAls alle mensen eensklaps bloemen waren zouden zij grote bloemen zijn met lange snorren. Vermagerde vliegen, dode torren zouden blijven haken in hun haren. Tandenstokers, steelsgewijs ontsproten, zouden zwellen tot gedraaide tafelpoten, katoenen knoppen zouden openscheuren t9ot pluche harten die naar franje geuren, En op de bergen zouden gipsen zuilen staan Die gipsen druiven huilen. Op het water dreven bordkartonnen blaren, De vlinders vielen uit elkaar tot losse vlerken En van geur verdorden alle perken Als alle mensen eensklaps bloemen waren. Leo Vroman Uit: 262 gedichten Querido, 1974
Boterblômmetje.
Ik moet u toch 'reis roemen, Mijn kleine boterblôm! Al keken de andre bloemen Daar nog zoo knorrig om; Gij staat zoo glinstrend in het hout, Alsof ge waart van klinkklaar goud.
De bloempjes in de potten, De bloempjes in de kast, Die hebben mak'lijk spotten, Zij worden opgepast; Gij staat in alle wind en weêr En groeit en bloeit toch evenzeer.
Ik kon wel van u leeren, Heeft Vader mij gezeîd: Meer dan de mooiste kleêren Siert ons tevredenheid; - Zoodat een arm en dankbaar kind Verdient, dat men het dubbel mint!
J.P. Heije Uit: Al die kinderliederen 1861
|