Voorwaarden waaraan een... Voorwaarden waaraan een gedicht moet voldoen
Het moet pijnlijk zijn: altijd, hoe dan ook. Ik moet het er nooit mee eens zijn. Met een lantaarn en een vergrootglas moet ik - op mijn knieen en vervolgens op mijn buik - de logica zoeken, die het telkens laat vallen. Het moet zich verheffen - daar mag geen twijfel over zijn - het moet zich altijd verheffen uit zijn nederige stoel, de ramen opendoen en zingen - luidkeels, schor en onzinnig - over de liefde en over mij, de geur van rozen en onsterfelijkheid, bijna geloofwaardig, om zich heen, en nog pijnlijker moet het zijn, nog veel pijnlijker. © Toon Tellegen Uit: Gewone gedichten Querido Amsterdam 1998
Verzen De verzen zijn bokalen, Waarin een dichter zijn gedachten giet. Een vers is goed of niet, Naarmate 't vol is tot de rand, die niet kan halen, Of over-vliet. Nicolaas Beets, Uit: Dichtwerken van Nicolaas Beets, 1830-1873. Amsterdam: Kirberger. 1900
De opdracht Mijn strenge rechter, je staat daar als een beeldhouwersmodel, en klaagt spottend: ik heb zo'n brekelijk lijfje, ik lijd het hele jaar aan voorjaarsmoeheid en door een waterader onder het huis. Ondertussen verwijs je ook mijn karkas naar 't knekelhuis en decreert verder:
die verzen van jou, jij schrijft veel te veel zeg, een derde is beneden peil, een derde prachtig, hier, weg met deze. En ik luister dankbaar, ik leg je te koesteren in de eerste zon tot je een bruin kleurtje krijgt, en ik verscheur en verscheur, en je knikt genadig: zo kan het, nu mag je de bundel wel aan me opdragen.
Hans Warren Uit: verzamelde gedichten 1941-1981 Amsterdam 1981
VoltooiingDiep in de kern van het vers daar waar de strengen ontstaan hoort het al niet meer aan mij, breken de krachten zich baan; steigeren, vinden bestand. Machtig in rijmen en rand, hoor! stem en branding gaan aan: werking van trek en van tij. Diep in de kern van het vers scheurt het zich naakt van mij vrij. Ida Gerhardt Uit: Vijf vuurstenen. A'dam: Athenaeum-Polak & Van Gennep. 1974.
Dit zeg ikMen zegt dat ik fluwelen hoezen span over de oude hoeken van de taal. Men zegt dat ik gezegd heb en men vraagt waarom. Waarom ik zo onzichtbaar schrijf met dauw op het netvlies? Waarom ik mijn gedichten luchtig leg in de vroegte van de glimlach? Omdat ik de woorden betover met de verleiding van hun echo. Totdat hun inhoud zich ontbindt in mijn weerkaatsbaar zintuig. Waarom ik mij ontdubbel en verzamel in de vertaling van het alledaagse? Waarom ik mij versnipper in grondstof en waaruit ik mijn meervoud verkrijg? Omdat ik zie wat nog onzichtbaar is en dat weer meer en meer in mij verenig. Omdat ik zichtbaar denk dat ik luidop wil leven, en dragen in de snijding van de eenheid alle delen der ondeelbaarheid. De onbeschrijfelijke adem des dichters is de beste belegging. Dit zeg ik. Paul Snoek: Uit Gedichten 1954-1968, Manteau, 1969
Ars PoeticaDe dichter kent geen geheimen waarover hij iets weet te zeggen dat niet een woordspeling is, het tijdverdrijf van zijn regels Hij kiest uit een taal vol tekens de tekens die stilte verbreiden: zijn woord, uit stilte genomen, keert tot de stilte terug. Hij oefent zich in het zwijgen, een tegenstrijdige zanger, en zingt overstelpt door geluiden een letterlijk lied aan de stilte. © Adriaan Morriën Uit: Verzamelde gedichten Amsterdam: Van Oorschot 1993.
SchrijvenDe inkt vloeit uit de pen, woorden vormen zich op papier, en rijgen zich aaneen, tot verzen, vullen strofen en gedichten, tot een aanbidding van het woord, het begin van alles. © Roger Pelgrims Uit "Avalon en verder" (Eigen beheer 2006)
Dichtersleedde Spuistraat op een wolkenloze dag een winkel die je niet voorbij kunt lopen lag gevelbreed voor koopjesjagers open de Slegte, boeken voor een iel bedrag ’t is voor een dichter vaak een hard gelag als daar je werk, dat iemand ooit wou kopen als tweedehandsje droevig staat te hopen op nog een kans (maar nu met meer ontzag) een boek is als een kind, het doet verdriet als niemand zich aan jouw geluk wil hechten die aanblik ... ik moest tegen tranen vechten een slapeloze nacht lag in ‘t verschiet daar stond mijn fraaie bundel bij de Slegte het regende toen ik de zaak verliet © Daan de Ligt Zie ook:http://www.daandeligt.nl
|
Weet gij waar de wind geboren
Weet gij waar de wind geboren, waar de dauw geboren is? Weet gij kunstig op te sporen wat hierbij, hierboven is? Weet gij wat de sterren zijn, en wat de zon, de mane? Wat in de bergen, in de mijnen ligt en in de zee bevat? Weet gij iets klaar uit te leggen van al 't geen men u vragen kan? Antwoord dan en wil mij zeggen: Dichten...wat is dichten dan?
Guido Gezelle uit: Volledige dichtwerken Standaard, 1971.
Weerzien Zag bij De Slegte me tweedehands staan jaren nadat je me weggedaan. Was tweenegentig, inclusief rand- glossen van je meisjeshand Poetisch taalgebruik, gedweep, stond in mijn marge, Lodijzen-achtig. Somber vond je me, zwartgallig: angst, avond, sterven onderstreept. Las, vijftien jaar bij je vandaan, wat we elkaar hebben aangedaan. © Anton Korteweg Uit: Geen beter leven. Amsterdam Meulenhof 1985
Ik schreef eens een gedicht...Ik schreef eens een gedicht en het gedicht stond op, deed een stap achteruit en bekeek mij - argwanend en hooghartig zoals alleen een gedicht kan kijken bekeek het gedicht zijn dichter. Vliegen zoemden, stofjes dansten, precies zoals ik geschreven had, en de deur ging open en op de drempel stond - maar dat had ik niet geschreven, dat wist ik zeker! En het gedicht verscheurde mij, gooide mij haastig weg. Toon Tellegen Uit: Als we vlammen waren Querido Amsterdam 1996
Werkzoekende m’n vrouw vertrok en een illusie lichter moest ik dan toch geloven aan een baan een dame keek mij wenkbrauwfronsend aan en sprak met droeve klank: u bent dus dichter vervolgens vroeg zij streng en veel gerichter of ik wellicht ook écht werk had gedaan met onverbloemde trots zei ik spontaan: ik ben ook filosoof en vredestichter ze zuchtte en ze zweeg een hele poos maar pakte toen wat voorbedrukte bladen gegaap liet mijn gedachten simpel raden: het is al laat, straks wordt de barman boos ze stopte de papieren in een lade waarop in klare taal stond: HOPELOOS © Daan de Ligt Uit: Ligtvoetig eigen beheer
Een vergeefs gedicht Zoals je loopt, door de kamer uit het bed naar de tafel met de kam, zal geen regel ooit lopen. Zoals je praat, met je tanden in mijn mond en je oren om mijn tong, zal geen pen ooit praten Zoals je zwijgt, met je bloed in mijn rug door je ogen in mijn hals, zal geen poëzie ooit zwijgen Remco Campert Uit: Een standbeeld opwinden Amsterdam: De Bezige Bij 1952
De dichter zwijgt Zijn vrouw vraagt geld, klinkende oorden, en geen geweld van dichterwoorden Wie landman is zweet in de zon, stom als een vis sine qua non. Wie van Virgiel mij ooit nog praat, hij krijgt mijn hiel in zijn gelaat. Richard Minne uit: 'In den zoeten Inval' Van Oorschot, Amsterdam 1978
Werkzoekendem’n vrouw vertrok en een illusie lichter moest ik dan toch geloven aan een baan een dame keek mij wenkbrauwfronsend aan en sprak met droeve klank: u bent dus dichter vervolgens vroeg zij streng en veel gerichter of ik wellicht ook écht werk had gedaan met onverbloemde trots zei ik spontaan: ik ben ook filosoof en vredestichter ze zuchtte en ze zweeg een hele poos maar pakte toen wat voorbedrukte bladen gegaap liet mijn gedachten simpel raden: het is al laat, straks wordt de barman boos ze stopte de papieren in een lade waarop in klare taal stond: HOPELOOS © Daan de Ligt
Ik vouw de witte vellen... Ik vouw de witte vellen en stapel plooi na plooi al wat ik wil vertellen tot waaiers open mooi
ik voel ik aai ik blader geef ieder blad een oor al ruikt de inkt naar schrijven dit aarzelen gaat voor als ik papier zal kennen zoals ik jou wel nooit pas dan strijk ik de woorden glad die ik had weggegooid © André Sollie Poster Poëziecentrum vzw, Gent
|