Brief aan de zee ooit heb ik geprobeerd je geheim te doorgronden, maar je pakte je zout in en droeg je geluiden weg en in je golven stond: verboden toegang vergeefs probeerde ik de dagen op muziek te zetten maar ach zelfs de regen liep mij nonchalant voorbij, en met eeuwen stof over mijn voetstappen bleef ik in de trieste sfeer van oude gebeden en weefde verward aan een sprookje dat vrede heet dan liet ik mij verleiden om te gaan met de stemmen - landinwaarts - maar er waren meer dingen dan een dromer ooit zal zien en de wegen té veel onderweg en zo schrijf ik me zee naar je toe en al ben je te oud om met nieuwe woorden aan te spreken toch vraag ik je overstem mijn gedachten zet voet aan mijn land en breng mij tot zwijgen Johanna Kruit uit: Landgrens. Bloemlezing 1970-1980, Wel, Bergen op Zoom, 1982
Stuwmeer
Toen de dam klaar was begon het water te stijgen. Kilte ving aan in de berg- wand. De bomen begrepen niet hoe zij stikten in wat hen lief was. Vissen kwamen te zwemmen in de wijngaard.
Schreeuwend breken mijn kinderen het gladde watervlak. Ik wil hen roepen: acht niet de pijn van tekort, maar vrees de on- keerbare kracht van teveel, hoor mij, hoe ik roep, hoe ik keihard zwijg.
Zij maken fonteinen en regenbogen. Zij lachen en luisteren niet, daar aan de bovenkant van de diepte, aan de overkant van de tijd.
Anna Enquist, Uit: Soldatenliederen, Arbeiderspers 1991
Georgië 4
in de handen van de zee heb ik vergeten alles wat ik van de wereld niet vergeten kon de moordkleur van een oorlog het werktuig van de haat.
de zwarte zee geen zwarte wonde maar stil lijk alle water een volmaakt gebaar dat de wereld versiert.
en in de armen van de avond zong de wind een theeplukkerslied dat de dag smeekt om vreugde de aarde het heilige dier om een zwijgend geslacht en de mens het krachtig kind om zaad van vrede.
Paul Snoek uit: Ik rook een vredespijp. Gedichten 1956. Den Haag: A.A.M. Stols
Son of a beach Zee, het zeer wijde gevoel van te klein, bijna overbodig
ouder wordende billen waarin nog iets trilt en schommelt
lopend naar de rommel die hij heeft gevonden: wier, dooie
vis, slijm. Bukt, tot waar het wit wordt tilt de wind
haar jurk op: zacht vlees. Kijk naar de zee.
Rutger Kopland uit: Wie wat vindt heeft slecht gezocht Van Oorschot, Amsterdam 1972
Luchtspiegeling Midden in deze woestenij van zon, stenen en droog gewas zie ik opeens mijn eigen land - onaangetast door deze brand: bleek water, mist over een wei. zie ik hoe koel en zacht dat was. IJl als de dunne, dode maan, die overdag is blijven staan, maar meer dan herinneringen, begeerlijker dan enig ding zie ik verre water blinken trachten mijn ogen het te drinken. M. Vasalis
Uit: Parken en Woestijnen Van Oorschot 1940
|
Hoe de zee groeit in mij
Ik zocht iets om sneller te groeien. Weg van dit teveel te weinig mij. De zee vond mij.
Enkele druppeltjes licht huppelden over zilt schuim. De zee schudde even zijn grote matras op voor de nacht en troostte me dan tussen zijn vele golvende bladzijden.
De zee is zo'n lang verhaal, ik lees het met al mijn vingers.
Hoe langer ik hem lees hoe kleiner ik groei, hoe meer mondjes in mij stilletjes juichen: wacht op mij, ik kom!
Daniel Billiet uit: Alleen aan zee is de kust veilig, Bakermat 1993
Als water ben ik uitgestort
Dom water. Beukt en striemt de pijlers van de brug die zwijgend schrap staat tegen overgave. Eeuw na eeuw is wat hij weet het binden van twee oevers. Waakzaam, moe.
Weer ga ik door de oude stad, altijd naar de rivier. Midscheeps posteer ik mij in machteloze aandacht, blote hand op steen. Ik brul met doorgesneden keel, zonder geluid, van woede en verlies:
Al wat wij weten, hoe wij zijn, verdwijnt als wind over het land. Herinnering die even spartelt in het water en verloren gaat. Grijsbruine golven die hun naam niet zijn. De kamparts Tijd.
Rivier, stroom achterwaarts. Steen, wordt weer vuur. Lucht om mij heen, wordt lichaam dat mij draagt en troost. Geheugen, val uiteen.
Anna Enquist, Soldatenliederen, Arbeiderspers 1991
Zeewaarts gezegd
De zee is trots op haar duinen. Brekensgereed houdt zij de duinen bestendig. Zij heeft haar kusten lief en kust ze.
De zee plant zich voort in het water. De zee is voedzaam als een rijpe boomgaard. Zij is de moeder van de grootste sterren.
De zee is een regen van goedheid, beken het maar, zij is onmisbaar. De zee blijft zoals altijd altoos vrede, want in zee werd nog niemand mishandeld.
Paul Snoek uit de bundel noodbrug Antwerpen: De Sikkel 1955
Waterspiegel
Ben ik nog zichtbaar vraag ik aan het water en neem een voorschot op het antwoord.
Ik zie een tuimelende val en zuig de toekomst naar me toe ze lijkt zo ongerept en roerloos af te wachten tot ik kom.
Voor elke lijn die nu verschijnt bedenk ik curven zekerheid als: toen en vroeger, weet je nog?
Voorbij mijn twijfel is een straks verborgen. Ergens. Steeds en dichterbij.
Annette van den Bosch uit: Handzaam geaard Uitgeverij Digitalis, Utrecht 2002
Een zwemmer is een ruiter
Zwemmen is losbandig slapen in spartelend water, is liefhebben met elke nog bruikbare porie, is eindeloos vrij zijn en inwendig zegevieren.
En zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers, is met armen en benen aloude geheimen vertellen aan het altijd allesbegrijpende water.
Ik moet bekennen dat ik gek ben van water. Want in het water adem ik water word ik een schepper die zijn schepping omhelst, en in het water kan men nooit geheel alleen zijn en toch nog eenzaam blijven.
Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.
Paul Snoek uit: Dichters van nu 2,
Bloemlezing uit de poëzie van Paul Snoek, samengesteld door Herwig Leus, poëziecentrum, Gent 1991.
Walcheren bij avond
De dag gaat dicht als een deur. Jij schudt een sprookje uit je mouw. We lopen langs het duinpad naar de sterren en open gaat de nacht. De lage lichten van de kust
beloven meer dan je kunt zien. Een visser staat met zijn lantaarn aan zee. Het silhouet van een geluidloos schip wordt neergezet tegen de einder en verschuift. Met regelmaat
van enkele seconden zwaait een armvol licht vanaf de vuurtoren over ons heen. De wind gaat liggen in een dal, de avond wint het van de dag. En dan van ver komt er een dicht-
regel van Achterberg over het schaduwpad: “Aan het roer dien avond stond het hart”.
Johanna Kruit Opgenomen in Papieren Museum deel 2 ("ik schrijf men komt binnen”) samengesteld door Ted van Lieshout (Uitg. Leopold, 2004)
|