Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Die nachtegaal die zank een lied

Die nachtegaal die zank een lied, dat leerde ik
Ik hebbe een verholen lief, die vrijde ik
en die wil ik niet laten, ja laten.
Ik hope nog een kort half nacht
in mijn liefs arm te slapen.

Die moeder van den bedde sprank ontstak haar licht
Zij vond haar jongste dochter op haar bedde nicht
"Waar is zij nu gegangen, ja gangen
nu is mijn jongste dochter weg
met een zo vreemde manne."

"Hij was mij al zo vreemde niet, hij had mij lief.
Hij voerde mij over die heiden, hij misdeed mij niet,
hij voerde mij over de heiden, ja heiden"
Daar twee schoon liefkens samengaan
hoe nood is 't dat zij scheiden.

Daar twee goe liefkens aan den danse gaan,
hoe vriend'lijk zij haar oogskens op malkander slaan
gelijk die morgensterre, ja sterre.
Mijn hert'ken is van zulker aard;
Bruin oogskens zie ik geerne.

Mijn hertken is veel wilder dan een wild konijn,
dat en kan niemand temmen dan die liefste mijn.
dat is zo'n fraaij geselle, geselle
Ook waren alle duvels zo,
en ik voer in der helle.

Anoniem (15e eeuw)

De nachtegaal stond voor de liefde of de minnaar