De hazelaar
in 't nog winters jaar
op de sprong der wegen
bloeit de hazelaar.
Tegen 't licht gehangen
slingertjes van goud;
aarzelend, bevangen
raak ik aan het hout.
Trillend dwaalt van boven
't fijne wolken los;
en met bloei bestoven
in het naakte bos
blijf ik in een beven
teruggehouden staan,
en ik raak nog even
't donker stamhout aan.
Ida Gerhardt
Uit: Het Veerhuis
Verzamelde Gedichten, Amsterdam 1980