Onvervreemdbaar Dit wordt ons niet ontnomen: lezen, en ademloos het blad omslaan, ver van de dagelijksheid vandaan. Die lezen mogen eenzaam wezen. Zij waren het van kind af aan. Hen wenkt de wereld waar de groten, de tijdelozen, voortbestaan. Tot wie wij kleinen mogen gaan; de enigen die ons nooit verstoten. Ida Gerhardt Uit "verzamelde gedichten" Amsterdam, Athenaeum-Polak &Van Gennep, 1980
Op de boekenkamer van S.K. 't Is Heiligdom, dat gy hier ziet. Hoe het het? Kruitje roert my niet. De stemmen spreeken op papier. Wie leenziek is vertrek van hier. Joost van den Vondel Uit: De werken dl 10 (1663-1674) Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur 1937
Liever líever Je leest een heel dik boek Je bent er door geboeid En liever daarmee dan met mij Is 't dat je je bemoeit 'k Schrijf achteraf dit op Ik schrijf wat op papier En liever dan de fantasie Had ik jou levend hier Jan Hanlo uit, "Verzamelde gedichten" Van Oorschot, Amsterdam 1958
PulpDe houtpulp, die zo'n kleine honderd jaar als drager dient voor al wat wordt geschreven, begint het met de jaren te begeven, dus vallen alle boeken uit elkaar. De pulproman maar ook het meesterwerk, want als de zure tand des tijds gaat zieken stoort hij zich niet aan oordeel of kritieken, die knaagt aan ieder genre even sterk. En zonder wetenschappelijke hulp zal ook dit rijm straks eindigen als pulp. Jan Boerstoel, uit Veel werk, Bert Bakker, Amsterdam, 2000
Voortreffelijke boeken Voortreffelijke boeken kocht ik. Zij willen graag mijn koop belonen. Maar ongelezen wachten zij, Want steeds verwijlt mijn geest het meest Bij jullie - Schonen. Jan Hanlo uit, "Verzamelde gedichten" Van Oorschot, Amsterdam 1958
Oude vriend Ze vallen meestal tegen als je ze herleest, de boeken, die je ooit (figuurlijk) hebt verslonden, want wat je daar ook vroeger mooi aan hebt gevonden, dat blijkt dan op zijn hoogst inmiddels mooi gewéést. En toch... Je pakt wel eens een bandje uit een kast, blaast er het stof af en al bij de eerste zinnen wandel je lang vergeten paradijzen binnen, weer als vanouds ontroerd en weer opnieuw verrast. Een vriend van wiens bestaan je amper nog iets wist, maar die je al die jaren pijnlijk hebt gemist. Jan Boerstoel Uit Altijd het niemandsdier - gedichten. Bert Bakker, Amsterdam, 2001
|
Wat boeken doen Ook de stoel kan niet meer blijven zitten. Zo woelen woorden zich los van de zinnen, vlammen op in mij, binden mij vleugels aan, zingen van de wereld in dit boek. Mijn lezen vreet de kamer leeg. Nu duurt nu geen ogenblik maar uren avonturen. Het raam barst open en voert mij, ontvoert mij naar de hele wereld buiten in mijn boek. Daniël Billiet Uit: Moenie worry nie Uitgeverij Averbode, 1999 Voorgelezen op het jeugdpoëziefestvial
WeerzienZag bij De Slegte me tweedehands staan, jaren nadat je me weggedaan. Was tweenegentig, inclusief rand- glossen van je meisjeshand. Poëtisch taalgebruik, gedweep, stond in mijn marge, Lodeizen-achtig. Somber vond je me, zwartgallig: angst, avond, sterven onderstreept. Las, vijftien jaren van je vandaan, wat we elkaar hebben aangedaan. Anton Korteweg Uit: geen beter leven. Gedichten. Meulenhoff Amsterdam 1985
Mijn dochter en ikTerwijl ik lees voel ik mijn dochter kijken; ik laat niets merken en lees rustig door. Haar leven doet zich helder aan mij voor: het zal in alles op het mijne lijken. Niets kan ik doen, opdat zij zal bereiken wat ik, amper gevonden, weer verloor; geen vindt van het geluk méér dan een spoor, ook zij niet, en ook zij zal het zien wijken. Ik sluit het boek. Wij zitten naast elkaar; geen woorden tussen ons, slechts, even maar, de glimlach van de een tegen de ander. 't Is of ik in mijn eigen ogen staar, en wat daar staat, het is als water klaar, wanneer ik langzaam in mijzelf verander. © Ed Hoornik in 1941 als enkel gedicht uitgegeven en in 1944 opnieuw opgenomen in de dichtbundel "Tweespalt", uitgegeven door de Mansarde Pers
Boekje open hoe ga ik open als een boek? ik wil mezelf eens lezen, bladeren en kijken hoeveel pagina's ik tel. of ik een sprookje ben of meer een studieboek. zou ik mij kopen? lenen bij de bieb? alleen stiekem lezen hoe ik afloop en zachtjes terugzetten in de kast? Ted van Lieshout Uit: Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen, Leopold 1986.
Fietstocht Het verre postkantoor was de magneet. Niet om de luchtpostzegels of de taal Van overzeese stempels – nee, het deed Op tweehoog ’s middags dienst als jeugdleeszaal. Tweemaal, op dinsdag en donderdag, Verdween ik in het ruime trapportaal En kwam weer buiten met een brede lach. Ik had mijn voorraad boeken andermaal. Met in mijn hoofd een eerste regel die Ik vluchtig had gezien bij een verhaal Werd, fietsend, al naar het vervolg gegist. Toch geselde ik vervaarlijk het pedaal Om sneller thuis te zijn, omdat ik wist: Het boek is beter dan de fantasie. © Gerrit Komrij Uit: Luchtspiegelingen De Bezige Bij 2001
|